In het eerste tussenvonnis (zie r.o 2.3) heeft de rechtbank geoordeeld dat een benoeming van drie deskundigen is aangewezen. Zowel Sluisjesdijk en HbR (Havenbedrijf Rotterdam) dienden in dat verband een deskundige kiezen, die geen binding heeft met partijen heeft en niet betrokken is bij de tussen partijen in geschil zijnde problemen, waarna zij tezamen een onafhankelijke derde deskundige dienden te kiezen, die als voorzitter van de deskundigencommissie fungeert.
De te benoemen deskundigen hebben bij e-mail van 31 mei 2022 opgave gedaan van het voorschot op hun kosten van respectievelijk € 19.662,50 (inclusief BTW). Dit betreft voor [naam 3] op basis van 65 uur tegen € 250,00 exclusief BTW per uur en tweemaal en voor [naam 1] en [naam 2] ieder € 12.100,00 (inclusief BTW) op basis van 40 uur tegen € 250,00 exclusief BTW per uur.
De rechtbank heeft partijen bij e-mail van 1 juni 2022 de gelegenheid gegeven zich uit te laten over het voorschot op de deskundigenkosten. Sluisjesdijk en het HbR hebben bij B16 formulieren van respectievelijk 10 en 14 juni 2022 bezwaar gemaakt tegen het door de deskundigen begrote voorschot. Daarbij hebben zij aangegeven dat het aantal uren dat de deskundigen verwachten nodig te hebben niet in verhouding staat tot het aantal door de deskundigen te beantwoorden vragen. Temeer nu van beide partijen reeds een taxatierapport voorhanden is. Partijen hebben gevraagd of de deskundigen hun voorschot naar beneden kunnen bijstellen.
De rechtbank heeft bij e-mail van 21 juni 2022, overeenkomstig het verzoek van partijen, de deskundigen verzocht of het voorschot kan worden aangepast. Bij e-mail van 30 juni 2022 hebben de deskundigen toegelicht waarom zij hun voorschot niet naar beneden willen bijstellen. De rechtbank heeft bij e-mail van 15 juli 2022 partijen het standpunt van de deskundigen medegedeeld en hen bericht dat zonder omgaand tegenbericht, waarin eenstemmig een alternatief wordt aangedragen, de rechtbank op de rol van 27 juli 2022 vonnis zal wijzen. Op 22 juli 2022 9.00 uur was van partijen nog geen reactie ontvangen, zodat de rechtbank vonnis wijst.
De rechtbank oordeelt dat de begroting van het voorschot op de deskundigenkosten voldoende onderbouwd is, en gelet op het ontbreken van eigen expertise zal zij ervan uitgaan dat wat de deskundigen aan benodigde tijd inschatten ook redelijk is. Het voorschot wordt dus vastgesteld zoals begroot. De rechtbank verwacht wel van de deskundigen dat zij terughoudend zijn in hun tijdsbesteding en dat zij activiteiten die tijdrovend en niet absoluut noodzakelijk zijn achterwege laten.
Het voorschot op de kosten van de deskundigen zal worden vastgesteld op de door hen begrote bedragen van € 19.662,50 (inclusief BTW) voor [naam 3], € 12.100,00 (inclusief BTW) voor [naam 2] en € 12.100,00 (inclusief BTW) voor [naam 1]. In het eerste tussenvonnis heeft de rechtbank bepaald dat het voorschot op kosten van de deskundigen door HbR moet worden gedeponeerd.
Rechtbank Rotterdam 27-07/22 (ECLI:NL:RBROT:2022:6257)
Noot: de hier benoemde deskundigen rekenen € 250,– excl. BTW per uur. Daar maakten partijen schijnbaar geen bezwaar tegen, maar wel tegen de gehanteerde tijdsbesteding. Maar een driedeskundigentaxatie, met hoorzitting, bezichtiging, commissie beraad, uitbrengen concept-advies en definitief advies vergt de nodige tijd, zo is ons uit ervaring bekend.