De Afdeling wijst er in dat verband nog op dat voor de beoordeling van een aanvraag om een tegemoetkoming in planschade dient te worden onderzocht of de aanvrager als gevolg van de desbetreffende wijziging van het planologische regime in een nadeliger positie is komen te verkeren en ten gevolge daarvan schade lijdt of zal lijden. Hiertoe dient de desbetreffende wijziging, waarvan gesteld wordt dat deze planschade heeft veroorzaakt, te worden vergeleken met het oude planologische regime. Daarbij is niet de feitelijke situatie van belang, maar hetgeen maximaal op grond van het oude planologische regime kon worden gerealiseerd, ongeacht of verwezenlijking heeft plaatsgevonden (zie de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582).
Uit de gemaakte planvergelijking volgt dat de gronden van [appellant] in het nieuwe bestemmingsplan meer gebruiksmogelijkheden hebben. Hierdoor heeft [appellant] een planologisch voordeel. Het betoog van [appellant] dat de gebruiksmogelijkheden van het perceel niet ruimer zijn geworden, maar dat er juist minder mogelijk is vanwege de vernatting van de grond, ziet op de feitelijke situatie en is daarom niet van belang bij de planvergelijking.
ABRS 30-01/19 inzake Helmond (ECLI:NL:RVS:2019:239)
Noot: deze uitspraak geeft geen inzicht in de vraag of de gestelde vernatting (ook) planologisch buiten beschouwing blijft.