Geschil tussen provincie en grondeigenaar. Ruilovereenkomst van gronden na wijziging bestemmingsplan (verkeersdoeleinden). Niet alle geruilde grond benut voor verkeersdoeleinden; op een perceelsgedeelte dat in het bestemmingplan bestemd was voor verkeersdoeleinden maar waar de weg uiteindelijk niet is aangelegd.. Provincie verkoopt dat perceel na wederom bestemmingswijziging met winst aan een derde. Stellingen grondeigenaar onvoldoende voor aannemen wanprestatie, onrechtmatige daad of ongerechtvaardigde verrijking aan zijde provincie. Het enkele feit dat [appellanten] wisten dat, indien zij niet tot overeenstemming met de Provincie zouden komen, een onteigeningsprocedure zou worden opgestart, is niet te kwalificeren als onrechtmatige dwang.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 15-05/18 inzake provincie Limburg (ECLI:NL:GHSHE:2018:2111).
Noot: doorslaggevend zijn de omstandigheden van dit geval.
Evenmin kan worden gezegd dat onder die omstandigheden de Provincie gehouden zou zijn om hoe dan ook een meerwaardeclausule op te nemen. Voorts blijkt uit het feit dat [appellanten] wel bij het andere perceel, [perceel 1] , een meerwaardeclausule hebben bedongen, dat zij met zo’n clausule bekend waren. Zij moeten zich er dus van bewust zijn geweest dat zij die niet met betrekking tot het perceel [perceel 5] afspraken, nog daargelaten dat aannemelijk is dat dat verband hield met het toen ten aanzien van [perceel 5] geldende anti-speculatiebeding. Dat [appellanten] onvoldoende in staat waren om hun zakelijke belangen te behartigen en daarom op de Provincie een extra zorgplicht rustte is, mede gezien het geheel van afspraken in de ruilovereenkomst, niet vast komen te staan.