Werkzaamheden hebben tot overlast en in 2006 tot verminderde bereikbaarheid geleid.
ABRS: Voor de stelling van [appellante] dat de markt- en internetverkopen niet als schadebeperkende maatregelen kunnen worden aangemerkt, is geen grond aanwezig. Ook als deze activiteiten in lijn liepen met een algemene ontwikkeling in de branche en in zoverre een autonome gewenste bedrijfseconomische ontwikkeling zouden representeren, sluit dit niet uit dat die maatregelen zijn genomen om terugvallende omzet als gevolg van de werkzaamheden te compenseren. Evenmin volgt uit het advies dat onaannemelijk is dat de omzetontwikkeling in de internetverkoop en de ambulante handel geacht kunnen worden het gevolg te zijn van maatregelen om de schade te beperken. Voor zover [appellante] betoogt dat zij al voorafgaande aan de werkzaamheden en zelfs voor de huur van de winkel in 1999 actief was op markten en internet, is van belang dat deze stelling onvoldoende onderbouwd is. Uit de omzetcijfers blijkt dat in 2005 voor het eerst omzet is gegenereerd door markt- en internetverkopen. In 2006 en 2007 is deze omzet substantieel toegenomen. Nu in de periode 2005-2007 de jaaromzetten stijgen, heeft het college, conform het advies, zich op het standpunt mogen stellen dat eventuele aan de werkzaamheden toerekenbare nadelen in de winkelverkopen, zijn opgevangen door de extra verkopen via de alternatieve kanalen.
Anders dan [appellante] betoogt, blijft schade ten laste van een benadeelde, indien hij heeft nagelaten redelijke maatregelen ter voorkoming of beperking van schade te nemen. In zoverre leidt het achterwege laten van schadebeperking, anders dan zij betoogt, dus niet tot voordeel.
ABRS 04-12/13 inzake Vlissingen (RVS:2013:2203).
Noot: schadebeperkende maatregelen voorkomen het recht op schadevergoeding, maar als niet schadebeperkend gehandeld zou zijn, blijft de schade eveneens voor gelaedeerde. Uit bovenstaande uitspraak blijkt hoe lastig het verschil te duiden is tussen schadebeperkend handelen en autonome andere activiteiten.