Schadebeoordeling vindt, in overleg, in de toekomst plaats

Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of de inwerkingtreding van het inpassingsplan tot structurele inkomensschade voor het bedrijf van [appellante] zal leiden. Volgens het college is het voor schadevergoeding vereiste oorzakelijk verband vooralsnog niet aannemelijk gemaakt. Niettemin heeft het college niet uitgesloten dat [appellante] als gevolg van de planologische verandering structurele inkomensschade zal leiden. Daarom heeft het college, met instemming van [appellante], de besluitvorming over de structurele inkomensschade aangehouden tot twee jaar nadat de weg in gebruik is genomen.

Onder deze omstandigheden was het toekennen van een tegemoetkoming in vermogensschade, verband houdend met de gestelde aantasting van de gebruiksmogelijkheden van het perceel voor een groenteveredelingsbedrijf, ten tijde van het besluit van 24 februari 2016 niet aan de orde. Indien [appellante] na de periode van aanhouding van de besluitvorming aannemelijk maakt dat de ingebruikname van de weg tot hoge concentraties fijnstof in de kassen en structurele inkomensschade leidt, dient het college haar in beginsel een tegemoetkoming in die schade toe te kennen, waarbij het college tevens kan bezien of de gestelde vermogensschade is verdisconteerd in de gekapitaliseerde inkomensschade en verder buiten beschouwing kan blijven. Indien uit dat onderzoek blijkt dat de vermogensschade niet volledig is verdisconteerd in de gekapitaliseerde inkomensschade, dient het college, zoals het desgevraagd ter zitting van de Afdeling heeft bevestigd, [appellante] in beginsel een aanvullende tegemoetkoming in vermogensschade toe te kennen. In het betoog van [appellante] is geen grond te vinden voor het oordeel dat het college de gestelde schade ten onrechte in hoofdzaak als inkomensschade heeft gekwalificeerd.

ABRS 05-12/18 inzake Drechterland (ECLI:NL:RVS:2018:3956)

Noot: Hier vindt de uitgestelde schadebeoordeling plaats in overleg met gelaedeerde. Anders is het in de zaak ABRS 20-09/17 inzake Peel en Maas / BreeBronne (ECLI:NL:RVS:2017:2553). Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie voormelde uitspraak van 28 september 2016) heeft de datum waarop het gestelde schadeveroorzakende besluit in werking is getreden te gelden als peildatum voor het antwoord op de vraag of ten gevolge van een onherroepelijk geworden besluit als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, van de Wro schade is geleden. Voor de stelling dat dit anders zou zijn voor schade in de vorm van inkomensderving dan voor schade in de vorm van waardevermindering van de onroerende zaak en dat alleen sprake kan zijn van inkomensderving in geval van een feitelijke wijziging van de situatie, biedt de Wro geen aanknopingspunten.