Schade wegrestaurant door vervallen doorgaande functie van de weg

Permanente vermogensschade eigenaar van dit verhuurde restaurant.

Sjoerd van Hoogmoed heeft op verzoek van de eigenaar een taxatierapport uitgebracht en  taxeerde begin 2014 de waarde voor de ramp op € 1.100.000 op basis van huurwaardekapitalisatie en na de ramp op € 446.250.

De commissie van RWS bleek de waarde voor de ramp nadien véél lager te taxeren.

Rechtbank Amsterdam volgt StAB:

  • waarde voor de ramp conform taxatie Van Hoogmoed op € 1.100.000
  • waarde na de ramp op een middeling van verschillende voorhanden zijnde taxaties, namelijk die van de commissie RWS, die van Van Hoogmoed en WOZ-taxatie. Dit komt uit op € 562.291
  • aldus bedraagt de waardevermindering € 537.709.

De rechtbank bepaalt het NMR op 2% van € 1.100.000 met als overweging dat de herinrichting van de weg weliswaar in de lijn der verwachtingen lag, maar dat er sprake is van bijzondere omstandigheden als er zeer grote waardedaling en een zeer forse afname van passerende motorvoertuigen. De commissie van RWS rekende schijnbaar met een korting van 30%.

Rechtbank Amsterdam 04-10/17 inzake Minister I&M – rondweg Ommen (ECLI:NL:RBAMS:2017:7160).

Noot: deze uitspraak kwam ons pas laat onder ogen, door toezending door dr. J.W. van Zundert van publicatie in de Gemeentestem 2018/79.

Uiteraard is het verheugend dat de Rechtbank, in navolging van de StAB, de taxatie van Van Hoogmoed volgt in de situatie “voor de ramp”, waarbij in scherpe bewoordingen afstand genomen wordt van de taxatie van commissie RWS. Minder verheugend is de aanpak om de waarde “na de ramp” te bepalen door meerdere taxaties te middelen. Immers die taxaties zullen ongetwijfeld onderscheiden grondslagen als basis gehad hebben en door die te middelen worden per saldo appels met peren vergeleken; weliswaar beide fruit, maar in de visie van Hoogstate geen correcte vermogensvergelijking.

In de annotatie Gemeentestem is te lezen dat de indruk wordt gewekt dat de taxatie van de commissie RWS bewust zo laag mogelijk gehouden is en dat vanwege het ontbreken van echte onafhankelijke deskundigen de rechter vaker het advies van de StAB zou moeten inwinnen. Hoogstate meent dat in de onderhavige situatie op de taxatie-aanpak van de StAB, die geen eigen taxatie maakte, wel wat af te dingen valt.

Noot 2: rechtbank stelt dat geen vergoeding van belastingschade geclaimd is en dat die daarom niet toegewezen kan worden. Zie in dit verband ABRS 03-01/10 inzake Minister Verkeer en waterstaat (ECLI:NL:RVS:2010:BL1791): “Anders dan in de door de minister aangehaalde jurisprudentie, is de Afdeling thans van oordeel dat belastingschade rechtstreeks gevolg is van het desbetreffende schadeveroorzakende besluit. Er is voorts geen reden om te oordelen dat zulke schade niet als nadeel voor compensatie vatbaar is.”