Niet is in geschil dat uit het op 19 november 2009 ter inzage gelegde voorontwerp van het nieuwe bestemmingsplan blijkt van een concreet beleidsvoornemen op basis waarvan het voor [appellante sub 1] en andere duidelijk kon zijn dat de bouwmogelijkheden [ten behoeve van uitbreiding van de horecafunctie] ter plaatse van de onroerende zaak in een voor hen nadeliger zin zouden wijzigen. Evenmin is in geschil dat zij vanaf die datum gedurende een periode van ongeveer zestien maanden, tot de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan op 17 maart 2011, de tijd hadden om die bouwmogelijkheden te benutten. Vaststaat dat zij van die mogelijkheden geen gebruik hebben gemaakt. Door dat niet te doen, hebben [appellante sub 1] en andere het risico van de nadelige planologische wijziging aanvaard en behoort de eventuele schade die zij daardoor hebben geleden voor hun rekening te blijven.
ABRS 20-07/16 inzake Apeldoorn (ECLI:NL:RVS:2016:2018).
Noot: ABRS 25-05/16 inzake Almelo (ECLI:NL:RVS:2016:139): een termijn van 28 weken voldoende volgens de Afdeling. Anders: ABRS 05-03/14, inzake Teylingen (ECLI:NL:RVS:2014:737); voorts heeft de rechtbank de StAB ook kunnen volgen in haar conclusie – samengevat – dat gegeven de situatie op het perceel verscheidene ontwerpen zullen moeten worden bezien. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank de StAB kunnen volgen in de conclusie dat in dit specifieke geval een termijn van vijf maanden niet voldoende is om een ontvankelijke aanvraag voor een reëel bouwplan voor het perceel in te dienen.”. Het gaat om de complexiteit van de aanvraag. In de zaak ABRS 02-10/13 inzake Zwolle (ECLI:NL:RVS:2013:1323) was 8,5 maand voldoende om aanvraag in te dienen.