Residuele waardering bij planschade

Onder het nieuwe bestemmingsplan is het nog steeds toegestaan om de gronden en de bestaande en nog op te richten opstallen te gebruiken voor agrarische doeleinden, maar is de opslag en stalling van materialen ten behoeve van musea, verenigingen of andere culturele instellingen beperkt tot de bestaande gebouwen. 

Appellant stelt dat onder het voorafgaande bestemmingsplan ruime bebouwing (in twee bouwlagen) toegestaan was en dat die lucratief geëxploiteerd had kunnen worden.

Gemeente wees mr. Langhout aan als adviseur en die concludeerde, mede na ruggespraak met kantoor Hoogstate, dat uit residuele waardering blijkt van een niet rendabele aanwending bestemmingsplan-oud. Zijn berekening van de marktwaarde onder het oude plan berust onder meer op de uitgangspunten dat een opslagruimte een maximale huurwaarde van € 45,00 per m² heeft en dat het bruto aanvangsrendement 9 procent is. Tegenover die marktwaarde zijn de kosten gezet, waaruit bleek van een niet rendabele investering.

Appellant heeft meerdere contra-taxaties ingebracht.

Afdeling: [appellant] heeft niet met het rapport van een deskundige of anderszins aannemelijk gemaakt dat, anders dan Langhout heeft gesteld, de percelen onder het regime van het oude bestemmingsplan een positieve grondwaarde hadden na het realiseren van bebouwing ten behoeve van de opslag en stalling van materialen ten behoeve van musea, verenigingen of andere culturele instellingen. [appellant] is er niet in geslaagd om bewijs te leveren van het bestaan van de gestelde schade. In het betoog is geen  grond te vinden voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de planologische wijziging niet heeft geleid tot vermindering van de waarde van de percelen. Het betoog faalt.

ABRS 02-09/20 inzake Teylingen (ECLI:NL:RVS:2020:2100)

Afdeling wijst stelling van partijdigheid van mr. Langhout af: De schijn van partijdigheid kan worden gewekt door een deskundige die in het ene geval door een bestuursorgaan wordt ingeschakeld om een onafhankelijk advies uit te brengen, terwijl deze deskundige of anderen die van hetzelfde samenwerkingsverband deel uitmaken, gelijktijdig of betrekkelijk kort voorafgaande aan de verlening van de opdracht tot advisering als deskundige, in een of meer andere gevallen hetzelfde bestuursorgaan, de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort of andere organen die deel uitmaken van dezelfde rechtspersoon, als advocaat of gemachtigde heeft, respectievelijk hebben bijgestaan of geadviseerd. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 17 december 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4570). In het betoog is, gelet op het voorgaande, geen grond te vinden voor het oordeel dat de schijn is gewekt dat Langhout partijdig is en dat het college het advies alleen al daarom ten onrechte aan de besluitvorming ten grondslag heeft gelegd.