Bij besluit op bezwaar van 6 augustus 2010 heeft het hoofd belastingen van de gemeente Leiden de eerder vastgestelde WOZ-waarde van het perceel per peildatum 1 januari 2009 ten bedrage van € 697.00,00 verlaagd met € 55.000,00 en vastgesteld op een bedrag van € 642.000,00. Volgens dat besluit heeft [appellante] bezwaar gemaakt tegen de eerder vastgestelde WOZ-waarde, omdat haar perceel ongunstig is gelegen nabij de locatie Lorentzhof en die ligging minder gunstig zal worden ten gevolge van de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan. In het besluit is ter motivering vermeld: “Kort samengevat hebben alle genoemde grieven betrekking op de toekomstige ontwikkeling rondom de woning [locatie] en hebben alle te maken met de ligging. (…) De waardevaststelling is opnieuw beoordeeld en het is gebleken dat bij de vaststelling van de waarde onvoldoende rekening is gehouden met de huidige en toekomstige minder gunstigere liggingsfactoren. De waarde wordt hiervoor aangepast.”
5.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582) vormt een verschil met de in het kader van de WOZ vastgestelde waarde van een onroerende zaak niet zonder meer aanleiding om een taxatie in het kader van de bepaling van de omvang van planschade onjuist te achten. Bij de vaststelling van de WOZ-waarde is doorgaans de feitelijke situatie bepalend en wordt geen rekening gehouden met de maximale mogelijkheden van het planologische regime vóór en na de peildatum. Dit neemt evenwel niet weg dat van het bestuursorgaan kan worden verlangd dat het zijn besluit van een nadere motivering voorziet in geval een aanzienlijk verschil tussen de WOZ-waarde en de taxatie in het kader van planschade bestaat.
5.3. Volgens de WOZ-beschikking heeft de WOZ-taxatie per peildatum 1 januari 2009 plaatsgevonden, terwijl in deze planschadezaak de peildatum 25 juli 2012 is. De rechtbank heeft voorts met juistheid overwogen dat de in de WOZ-beschikking vermelde ligging van het perceel slechts één van de schadefactoren is die in een planschadezaak in aanmerking kunnen worden genomen. Volgens het deskundigenadvies volgt uit de gemaakte planvergelijking niet dat [appellante] ten gevolge van het nieuwe bestemmingsplan planologisch nadeel lijdt door verslechtering van de ligging van haar perceel. Uit die planvergelijking volgt tevens dat zij van dat bestemmingsplan ook enig planologisch voordeel heeft. De rechtbank is op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat het college op dit punt geen nadere motivering hoefde te geven.
ABRS 13-12/17 inzake Leiden (ECLI:NL:RVS:2017:3425).
Noot: onder omstandigheden kan WOZ – taxatie wel relevant zijn voor hoogte planschade. ABRS 22-03/17 inzake Achtkarspelen (ECLI:NL:RVS:2017:747).