In beginsel dient legaal bestaand gebruik als zodanig in het bestemmingsplan te worden bestemd. Indien nieuwe planologische inzichten daartoe aanleiding geven en het belang bij de beoogde nieuwe bestemming zwaarder weegt dan de gevestigde rechten en belangen, kan uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening daarvan worden afgezien. In dat geval kan het bestaande legale gebruik onder het overgangsrecht worden gebracht, mits de raad aannemelijk maakt dat het gebruik binnen de planperiode wordt beëindigd. Met het overgangsrecht wordt immers beoogd een tijdelijke situatie te overbruggen.
De raad heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat binnen de planperiode een einde komt aan de bestaande situatie op de percelen Rijnstraat 68-70, nu VKPB en anderen ter zitting hebben aangegeven dat zij niet voornemens zijn de bestaande situatie op de percelen binnen de planperiode te beëindigen en de raad niet gesteld dan wel aannemelijk heeft gemaakt dat hij binnen de planperiode, bijvoorbeeld door aankoop of onteigening, daaraan een einde zal maken. Gelet hierop en nu de raad evenmin inzichtelijk heeft gemaakt of voor deze percelen in het plan een andere regeling had kunnen worden opgenomen, is het besluit in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb onzorgvuldig tot stand gekomen.
ABRS 25-10/17 inzake Geldermalsen (ECLI:NL:RVS:2017:2909).