Planvergelijking; plangebied kent geen bouwvlak + begripsuitleg

In het nieuwe bestemmingsplan heeft het plangebied een bestemming voor Wonen. Op gronden met deze bestemming is het, gelet op artikel 16.2.1, onder a, van de bij dat plan behorende regels (hierna: de planregels), toegestaan om hoofdgebouwen binnen de bouwvlakken op te richten. Het plangebied heeft echter geen bouwvlak. Dit betekent dat woningbouw in het plangebied onder het nieuwe planologische regime niet is toegestaan. Dat het plangebied door middel van een planologische maatregel, als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), alsnog een bouwvlak krijgt, was op de peildatum een toekomstige onzekere gebeurtenis, waarmee in de vergelijking tussen het oude en het nieuwe planologische regime terecht geen rekening is gehouden.

In de Verordening (oude planologische regime) is niet gedefinieerd wat onder een parkeerterrein wordt verstaan. De Afdeling zal daarom voor de uitleg van dit begrip aansluiting zoeken bij de betekenis die daaraan in het normale spraakgebruik wordt gegeven. In het Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal is dit begrip omschreven als een grote parkeerplaats. Op grond van deze omschrijving was het gebruik van een klein deel van de schuin achter de onroerende zaak gelegen gronden van het plangebied ten behoeve van het parkeren van een beperkt aantal voertuigen niet in strijd met artikel 5, tweede lid, van de Verordening.

ABRS 03-07/19 inzake Utrecht (ECLI:NL:RVS:2019:2187)

Noot: voor begripsuitleg zie ook ABRS 01-02-2012 inzake gemeente Hof van Twente (Goor): Een autobox is – gelet op de omschrijving die daaraan volgens “Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal” in het algemeen spraakgebruik wordt gegeven – primair bedoeld voor het stallen van één auto of ander voertuig. Dat betekent dat, hoewel opslag van goederen in een autobox op zich mogelijk is, uitgesloten is dat op basis van een geldende bestemming “Autoboxen” vergunning zou kunnen worden verleend voor het bouwen van een bouwwerk met een zodanige vorm en afmetingen, te weten een oppervlakte van 20 m2, een goothoogte van 3 meter en een nokhoogte van 15 meter, dat niet langer kan worden staande gehouden dat de functie van stalling voor een voertuig voorop staat. In de planvergelijking had daar dan ook niet van mogen worden uitgegaan. De rechtbank heeft dat niet onderkend. Het betoog slaagt.