Op grond van het oude bestemmingsplan was het niet toegestaan om het perceel voor zelfstandige kantoorruimte te gebruiken. Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of het college met de op 28 november 2007 verleende bouwvergunning impliciet vrijstelling heeft verleend van het oude bestemmingsplan, waardoor deze bouwvergunning, evenals het oude bestemmingsplan, onderdeel was van het oude planologische regime.
Gelet op de vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 30 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3313, onder 5.2) overweegt de Afdeling dat voor dat antwoord bepalend is of uit de aanvraag het strijdige gebruik zonder meer blijkt.
In het aanvraagformulier van 2 juni 2007 is aangekruist dat het om een reguliere aanvraag gaat. Verder volgt uit een gebruikstabel in dit formulier dat de gebruiksoppervlakte van het pand gelijkelijk tussen de industriefunctie en de kantoorfunctie wordt verdeeld. Ook is van belang dat in de tekeningen bij de aanvraag is aangegeven dat de begane grond wordt gebruikt voor industrie en de eerste verdieping als kantoor.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college met de bouwvergunning niet impliciet vrijstelling verleend van het oude bestemmingsplan en was de bouwvergunning daarom geen onderdeel van het oude planologische regime. Uit de aanvraag volgt dat de kantoorfunctie, overeenkomstig de regels van het oude bestemmingsplan, is gekoppeld aan de industriefunctie. Uit de aanvraag valt niet zonder meer af te leiden dat het pand in strijd met deze regels zou worden gebruikt. Evenmin is gebleken dat het college, zich bewust van het voorgenomen gebruik, de vergunning in weerwil van deze regels heeft verleend
ABRS 22-05/24 inzake Maastricht (ECLI:NL:RVS:2025:199)
Noot: oude planologische situatie is dus niet de vrijstelling naar sec een kantoorfunctie, maar “gewoon” de industriefunctie uit het oude bestemmingsplan.