Tussen partijen is niet in geschil dat het bestemmingsplan 2017 voorziet in een (planologische) uitbreiding van het aantal dieren dat kan worden gehouden in vergelijking met het daaraan voorafgaande planologische regime. Partijen verschillen van mening over de vraag of de mogelijke gezondheidseffecten die deze toename in dieren met zich brengt, moet worden meegenomen bij de vaststelling van mogelijke planschade. [appellant] en anderen voeren aan dat gezondheidsrisico’s vanwege een (intensieve) veehouderij binnen het kader van een goede ruimtelijke ordening een rol kunnen spelen. Ter toelichting verwijzen zij naar een uitspraak van de Afdeling van 23 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:556). Ook verwijzen zij naar verschillende onderzoeken van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, waaronder het rapport “Veehouderij en gezondheid omwonenden” van 5 juli 2016, het rapport “Veehouderij en gezondheid omwonenden – aanvullende studies” van 16 juni 2017, het rapport “Veehouderij en Gezondheid Omwonenden III, Longontsteking in de nabijheid van geiten- en pluimveehouderijen; actualisering van gegevens uit huisartsenpraktijken 2014-2016” van Nivel van 8 oktober 2018 en het rapport “Veehouderij en Gezondheid Omwonenden III, Longontsteking in de nabijheid van geiten- en pluimveehouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht” van november 2019 (hierna: de VGO-rapporten). Uit deze VGO-rapporten is gebleken dat omwonenden binnen een afstand van 2 km rondom een geitenhouderij een verhoogde kans op longontsteking hebben. Omdat mogelijke gezondheidsrisico’s in de ruimtelijke afweging meegenomen mogen worden, is er ook ruimte om dit mee te nemen in het kader van de beoordeling van een aanvraag om tegemoetkoming in planschade, aldus [appellant] en anderen.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in onder meer de uitspraken van 23 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:581 en 20 september 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3555), bevatten de VGO-rapporten geen algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten over de oorzaak van gezondheidsrisico’s bij omwonenden van geitenhouderijen. Omdat alleen de objectief te verwachten gevolgen van het nieuwe planologische regime een rol spelen bij de planologische vergelijking, kunnen alleen de op de peildatum beschikbare algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten worden meegenomen. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2228. De angst voor gezondheidsrisico’s, hoezeer begrijpelijk ook, kan daarin niet worden meegenomen, zolang deze risico’s niet objectief zijn vastgesteld op de toepasselijke peildatum. Bovendien dateert het merendeel van de genoemde VG0-rapporten van na de peildatum. Een koper kon op de peildatum geen rekening houden met eventuele latere kennis en informatie. De door [appellant] en anderen aangehaalde uitspraak van de Afdeling zag op de weigering om een omgevingsvergunning te verlenen voor de uitbreiding van een bestaande melkgeitenhouderij. Hiervoor geldt een ander toetsingskader dan bij een planologische vergelijking ten behoeve van een besluit op een aanvraag om tegemoetkoming in planschade.
Het betoog slaagt niet.
ABRS 24-07/24 inzake Bronckhorst (ECLI:NL:RVS:2024:3002)
Noot: vergelijk uitspraken gezondheidsrisico’s hoogspanningsleidingen