In een tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat het college ten onrechte rekening heeft gehouden met de feitelijke geluidsbelasting in de oude planologische situatie. Het had moeten beoordelen of de verruiming van de geluidscontour van 50 dB(A) naar 55 dB(A) voor [appellant] tot nadeel in de vorm van waardevermindering van de woning leidt en, zo ja, wat de omvang daarvan is, aldus de Afdeling in de tussenuitspraak.
De SAOZ heeft in de in haar advies van 18 oktober 2017 opgenomen taxatie geen referentieobjecten opgevoerd. Dit maakt op zichzelf niet dat het college het advies van de SAOZ niet aan zijn besluitvorming ten grondslag mocht leggen. Hiertoe is van belang dat onroerende zaken niet alleen op basis van gevalsvergelijking worden getaxeerd, maar ook de kennis, ervaring en intuïtie van de deskundige een rol spelen. Dat dit met zich brengt dat een gemaakte taxatie lastig te beoordelen is, is inherent aan taxatie. Ook ingeval referentieobjecten worden opgevoerd, zoals in het door [appellant] overgelegde rapport van Van Hoogmoed Taxatie- en Adviesbureau o.z. B.V. (hierna: Van Hoogmoed) van 21 december 2017, dient de taxateur, zoals Van Hoogmoed ook te kennen geeft, de referenties te corrigeren voor hun afwijkende kenmerken. [appellant] heeft naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat de door de SAOZ gemaakte taxatie voor onjuist moet worden gehouden.
Uit artikel 3.8, vijfde lid, van de Wro volgt dat een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan in beginsel met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn afloopt in werking treedt. Het vaststellingsbesluit is op 3 maart 2011 genomen door de raad van de gemeente Zwartewaterland. De beroepstermijn liep zes weken later af, op 14 april 2011. De SAOZ heeft dan ook terecht 14 april 2011 als peildatum aangemerkt.
De kosten van het rapport van Van Hoogmoed van 21 december 2017 komen voor vergoeding in aanmerking, nu [appellant] dit rapport heeft laten opstellen om te kunnen reageren op het advies van de SAOZ van 18 oktober 2017. [appellant] heeft geen factuur overgelegd die ziet op dit rapport. De Afdeling hanteert een forfaitair bedrag van € 80,00 per uur en acht tien bestede uren redelijk. Zij zal de kosten voor het rapport van Van Hoogmoed daarom in redelijkheid vaststellen op € 800,00.
ABRS 07-02/18 inzake Zwartewaterland (ECLI:NL:RVS:2018:380).
Noot: Sjoerd van Hoogmoed was bij deze zaak betrokken als door gelaedeerde aangezochte taxateur. De wijze van afhandeling door de Afdeling is niet echt zorgvuldig c.q. voor de aanvrager onbegrijpelijk, zeker nu geen mogelijkheid tot (hoger) beroep meer openstaat:
- er is op gewezen dat SAOZ een onjuiste peildatum hanteerde. De Afdeling oordeelt daarover dat het nieuwe bestemmingsplan in werking is getreden 6 weken na de vaststellingsdatum en dat SAOZ die datum terecht als peildatum heeft gehanteerd. Dat een bestemmingsplan in werking treedt de dag na het eindigen van de beroepstermijn is juist, maar in casu was de start van de terinzagelegging niet gelijk met de datum van vaststelling. In de contra-expertise is daarop gewezen en is zelfs de publicatie in de Staatscourant (Stcrt 2011, 5421) bijgevoegd met daarin genoemd een aflopende beroepstermijn op zes weken na 31 maart 2011 (12 mei 2011). De overweging van de Afdeling is dus feitelijk onjuist. Nu is betoogbaar dat een verschil van een maand in peildatum geen invloed heeft op de taxatie, maar qua zorgvuldigheid dient toch wel de correcte peildatum in de uitspraak benoemd te worden.
- de Afdeling vermeld ten onrechte dat de declaratie van Van Hoogmoed niet bekend was; die heeft de advocaat van gelaedeerde bij de stukken gevoegd.
- prima dat de Afdeling een kostenveroordeling uitspreekt voor het door Van Hoogmoed uitgebrachte taxatierapport, maar nog afgezien van het gehanteerde uurtarief van EUR 80,– blijft de vraag waarom niet ook de BTW vergoed wordt; die valt hier niet te verrekenen. Bekend is dat de Hoge Raad in onteigeningszaken juist heel expliciet aandacht besteed aan de BTW problematiek; HR 01-04/16 inzake Staat/Rijksweg A4 (ECLI:NL:HR:2016:531): BTW op deskundigenkosten niet verrekenbaar