De Afdeling volgt de rechtbank in haar oordeel, zoals dat is neergelegd in rechtsoverweging 10 van de aangevallen uitspraak, dat [appellante] op 30 maart 1995 is opgericht. De rechtbank heeft terecht geen aanleiding gevonden voor de conclusie dat het college er wegens de wijze van eigendomsverkrijging van had moeten uitgaan dat [appellante] de eigendom van het gebouw in 1926 heeft verkregen. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat aanleiding bestaat om haar te vereenzelvigen met (de rechtsvoorgangers van) personen die vóór 30 maart 1995 de eigendom van het gebouw en de grond hadden. Dat vennoten van [appellante] een familierelatie hebben met de vorige eigenaren, dan wel met bij de vorige eigenaren betrokken personen, is daartoe niet voldoende. Daarom wordt voor het antwoord op de vraag of het planologische voordeel al dan niet bestond ten tijde van de eigendomsverkrijging, uitgegaan van het planologische regime op 30 maart 1995, te weten het uitbreidingsplan, en niet van eerdere regimes.
ABRS 26-11/25 inzake Someren (ECLI:NL:RVS:2025:5772)