De schadecommissie leidt uit de uitspraak van de Afdeling van 16 juli 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:2613) af dat planschade en nadeelcompensatieniet kunnen fungeren als vangnet voor schadeposten die in het kader van de minnelijke verwerving of onteigening behoren te worden vergoed. Volgens de schadecommissie volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 21 november 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BF0415) dat schade door geluidsoverlast en verslechtering van de luchtkwaliteit ten gevolge van een werk dat zowel op als buiten het aangekochte perceelgedeelte wordt gerealiseerd op grond van artikel 41 van de Onteigeningswet geheel voor vergoeding in aanmerking komt. De commissie heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat de planschade die [appellant] ten gevolge van het tracébesluit en het wijzigingsbesluit lijdt door toegenomen geluidsoverlast en verslechterde luchtkwaliteit in de minnelijke schikking is vergoed door de toekenning van het bedrag van € 90.000,00 voor waardevermindering van het overblijvende gedeelte van het landgoed. Deze planschade is dus anderszins verzekerd, aldus het advies.
De redenering in het advies van de schadecommissie dat moet worden aangenomen dat schade die [appellant] lijdt door extra geluidsoverlast en verslechtering van de luchtkwaliteit anderszins is verzekerd, alleen omdat dergelijke schade op grond van artikel 41 van de Onteigeningswet geheel voor vergoeding in aanmerking komt, volgt de Afdeling niet. Met deze redenering hanteert de schadecommissie ten onrechte als maatstaf dat planschade die anderszins had kunnen worden verzekerd niet voor een tegemoetkoming in aanmerking kan komen. Deze maatstaf is echter niet opgenomen in artikel 22 van de Tracéwet en artikel 6.1, eerste lid, van de Wro. Ingevolge deze bepalingen komt planschade voor zover deze voldoende anderszins is verzekerd niet voor een tegemoetkoming in aanmerking.
ABRS 06-02/19 inzake Ministerie I&W (ECLI:NL:RVS:2019:330)
Noot: een bijzondere uitspraak. Immers, de geluid- en trillingshinder zijn naar het oordeel van de Hoge Raad niet te splitsen en aldus dient die hinder in zijn geheel – dus ook voor zover zij afkomstig is van het tracé dat buiten het onteigende ligt – betrokken te worden in de waardevermindering overblijvende op grond van artikel 41 Ow.