Planologische mutatie: woningen boven winkels

Privacy aantasting. Vergoeding voor aanvrager van € 1.500 (na aftrek 2% NMR).

Derde belanghebbende (degene die de planschade moet betalen) betoogt ten onrechte dat geen rekening gehouden is met maximale bouwhoogte op grond van bouwverordening en dat niet gewogen is dat bouwmassa niet toeneemt.

ABRS: hier NMR 5%.

De herontwikkeling van een bestaand winkelcentrum waarbij boven de winkels woningen worden gerealiseerd is een normale maatschappelijke ontwikkeling.  De omstandigheid dat de schadeveroorzakende planologische ontwikkeling in de lijn der verwachtingen lag, betekent op zichzelf nog niet dat de gevolgen van die ontwikkeling geheel onder het normaal maatschappelijk risico vallen. In dit verband komt tevens betekenis toe aan het antwoord op de vraag of de schade in de vorm van waardevermindering onevenredig is in verhouding tot de waarde van de onroerende zaak. Zie de hiervoor aangehaalde overzichtsuitspraak onder 5.13. Bij waardevermindering van een onroerende zaak als gevolg van een normale maatschappelijke ontwikkeling, zoals woningbouw op een inbreidingslocatie in een woonkern, waarbij die woningbouw in de lijn der verwachtingen lag, is een waardevermindering tot vijf procent van de waarde van de onroerende zaak, in verhouding tot de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk vóór het ontstaan van de schade, substantieel, maar niet zodanig zwaar dat deze schade niet voor rekening van de aanvrager kan worden gelaten. Dit betekent dat een waardevermindering tot vijf procent van de waarde van de onroerende zaak in deze categorie van gevallen in beginsel tot het normaal maatschappelijk risico van de aanvrager behoort. Zie de hiervoor aangehaalde overzichtsuitspraak van 28 september 2016 onder 5.14 (voor vindplaats, zie noot).

ABRS 13-11/19 inzake Enschede (ECLI:NL:RVS:2019:3849)

Noot: niets nieuws onder de zon. De vraag of schade als gevolg van een planologische ontwikkeling als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, van de Wro tot het normale maatschappelijke risico behoort, moet worden beantwoord met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval. Van belang is onder meer of de planologische ontwikkeling als een normale maatschappelijke ontwikkeling kan worden beschouwd waarmee de aanvrager rekening had kunnen houden in die zin dat die ontwikkeling in de lijn der verwachtingen lag, ook al bestond geen concreet zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop deze ontwikkeling zich zou voordoen. In dit verband komt betekenis toe aan de mate waarin de ontwikkeling naar haar aard en omvang binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving en het in een reeks van jaren gevoerde planologische beleid past. Omstandigheden die verder van belang kunnen zijn, zijn de afstand van de locatie waar de ontwikkeling heeft plaatsgevonden tot de onroerende zaak van de aanvrager en de aard en de omvang van het door de ontwikkeling veroorzaakte nadeel. Zie de hiervoor aangehaalde overzichtsuitspraak van 28 september 2016, onder 5.9 en 5.10. (ECLI:NL:RVS:2016:2582).