Het college van burgemeester en wethouders van Vorden heeft besloten een vrijstellingsprocedure te starten en heeft de aanvraag ter inzage gelegd van 11 maart tot en met 7 april 2004. Bij besluit van 13 mei 2004 heeft het college beslist de vrijstellingsprocedure te staken. etc.
ABRS Nu vaststaat dat de besluiten van 13 mei 2004 en 1 december 2004 onrechtmatig zijn genomen, kan [appellant] op grond van onrechtmatige daad aanspraak maken op vergoeding van de schade die hij daardoor lijdt. Indien aannemelijk is dat het college een rechtmatig besluit zou hebben genomen dat naar aard en omvang dezelfde schade tot gevolg zou hebben gehad, dan heeft [appellant] geen schade geleden door de besluiten van 13 mei 2004 en 1 december 2004. Dat een dergelijk besluit zou zijn genomen, zal in beginsel kunnen worden aangenomen als het college, na vernietiging, opnieuw beslist, de aanvraag om vrijstelling opnieuw afwijst en dat besluit onherroepelijk wordt, maar kan ook worden afgeleid uit andere omstandigheden.
Anders dan [appellant] betoogt, kan op grond van het besluit van 27 november 2008 in beginsel worden aangenomen dat het college ook in 2004 de aangevraagde vrijstelling rechtmatig zou hebben afgewezen. Het college, onderscheidenlijk de gemeenteraad, heeft de aanvraag van [appellant] om vrijstelling ook steeds afgewezen. Dat het college ten tijde van de aanvraag positief stond tegenover het project van [appellant] en de vrijstellingsprocedure is gestart, betekent niet dat het de vrijstelling moest verlenen.
ABRS 12-12/18 inzake Bronckhorst (ECLI:NL:RVS:2018:4076)
Noot: Vergelijk de uitspraak van de ABRS 28-12/16 inzake Amsterdam (ECLI:NL:RVS:2016:3462).