De nadelige planologische situatie was voorzienbaar, maar aanvrager betoogt dat hij als erfpachter voor de bouwplannen de contractuele toestemming van de gemeente als erfverpachter nodig was.
De Afdeling stelt: erfpachter heeft aan gemeente niet de toestemming gevraagd, terwijl niet uitgesloten was dat gemeente die toestemming verleend zou hebben; aldus toch “riskant stilzitten’ van de erfpachter.
De vraag is vervolgens of van [appellant A] en [appellant B] kon worden verlangd dat zij pogingen zouden ondernemen om de onder het voorheen geldende planologische regime bestaande bouwmogelijkheden te benutten. Dat zij, naar zij stellen, niet vrij over de betreffende panden konden beschikken omdat voor het verbouwen of het slopen van de panden toestemming van de gemeente in haar hoedanigheid van erfverpachter nodig zou zijn, vormt geen grond voor het oordeel dat dit niet het geval is, omdat, naar het college ter zitting heeft bevestigd, niet op voorhand kan worden uitgesloten dat de gemeente die medewerking niet zou hebben verleend.
ABRS 25-04/18 inzake Den Haag (ECLI:NL:RVS:2018:1350)
Noot: voor positie erfverpachter zie ABRS 11-01/17 inzake Pijnacker-Nootdorp (ECLI:NL:RVS:2017:18).
Bij uitspraak ABRS 13-08/14 (ECLI:NL:RVS:2014:3005) heeft de Afdeling passieve risico aanvaarding verworpen: als bloot eigenaar kon de erfverpachter niet nog tijdig de oude bestemming realiseren.