Planologische bouwmogelijkheden worden wegbestemd. Rechtbank: het op 19 november 2009 ter inzage gelegde voorontwerpbestemmingsplan een concreet openbaar beleidsvoornemen is op basis waarvan het voor [appellanten] duidelijk kon zijn dat de bouwmogelijkheden op het perceel in nadelige zin zouden wijzigen. Vanaf die datum tot aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan op 17 maart 2011 hebben zij de tijd gehad om de maximale bebouwingsmogelijkheden alsnog te benutten. Nu zij geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om de schade te voorkomen of te beperken, hebben zij het risico van de voor hen nadelige planologische verandering aanvaard. Het indienen van een zienswijze tegen het voorontwerpbestemmingsplan, kan volgens de rechtbank niet worden aangemerkt als een concrete poging.
[appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat zij niet hoefden te verwachten dat de bouwmogelijkheden op het perceel zouden worden beperkt. Daartoe wijzen zij op een informatiebrochure van het college, waarin is vermeld dat het nieuwe bestemmingsplan een beheersplan betreft en dat er geen rechten zullen worden ontnomen. In dit verband betogen zij dat het college in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld door hen passieve risicoaanvaarding tegen te werpen.ABRS: Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel nodig is dat door het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend (uitspraak van 3 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4331). De rechtbank heeft terecht overwogen dat aan algemene uitlatingen in een informatiebrochure in beginsel geen rechten kunnen worden ontleend. Daarbij komt dat partijen een verschillende interpretatie geven aan hetgeen in de brochure is gesteld. [appellanten] gingen ervan uit dat ook niet-gebruikte rechten uit het oude bestemmingsplan zouden.
ABRS 01-11/17 inzake Apeldoorn (ECLI:NL:RVS:2017:2927).
Noot: Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is nodig dat er aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend. ABRS 03-12/14 inzake Lochem (ECLI:NL:RVS:2014:4331).