Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant] voldoende aannemelijk gemaakt concrete benuttingspogingen te hebben ondernomen om het pand aan een categorie-3 bedrijf te verhuren. Zoals hiervoor uiteen is gezet, werd het pand tot eind oktober 2012 feitelijk gebruikt en was het zonder vergunningsplichtige bouwactiviteiten geschikt om voor categorie 3-activiteiten te worden gebruikt. Uit de door [appellant] overgelegde stukken blijkt dat hij het pand te huur heeft aangeboden voordat duidelijk werd dat de gebruiksmogelijkheden van het pand werden beperkt. Daarbij heeft hij gebruik gemaakt van verschillende makelaars en is telkens uitdrukkelijk vermeld dat het pand geschikt is voor categorie 3-activiteiten.
Er zijn geen aanwijzingen dat het aan [appellant] is te wijten dat het niet is gelukt het pand binnen de benuttingsperiode als categorie 3-pand te verhuren. Dat, naar het college ter zitting heeft gesteld, de gevraagde huurprijs niet reëel zou zijn, heeft het college niet onderbouwd.
ABRS 09-02/22 inzake Boxmeer (ECLI:NL:RVS:2022:409)