Pachtontbinding wegens niet-landbouwkundig gebruik

Nu [gedaagde] naar eigen zeggen veehandelaar is en daaruit zijn hoofdinkomen heeft, volgt daar naar het oordeel van de pachtkamer uit dat hij het gepachte niet ten behoeve van de landbouw gebruikt. [gedaagde] heeft niet aangevoerd dat hij naast veehandel nog andere activiteiten verricht die mogelijk wel onder de wettelijke definitie van landbouw vallen. De weinige door hem overgelegde stukken geven, zonder verdere toelichting, de pachtkamer ook geen aanleiding om te veronderstellen dat dit het geval is. Bij deze stand van zaken schiet [gedaagde] tekort in de nakoming van de pachtovereenkomst en de pachtkamer zal daarom tot ontbinding daarvan overgaan. [gedaagde] heeft niet aangevoerd dat de ontbinding met haar gevolgen niet gerechtvaardigd is. De pachtkamer zal de pachtovereenkomst per 1 juni 2024 ontbinden. Per die datum moet [gedaagde] het gepachte ook ontruimen.

Rechtbank Oost-Brabant 28-03/24 inzake gemeente Heusden (ECLI:NL:RBOBR:2024:1143)