Voor de realisering woonwijk zijn verschillende watervoorzieningen (wadi’s) nodig.
Tussen [eiseres ] en [pachter] is een bodemprocedure aanhangig (zaaknummer 9287305 rolnummer 21-3831) die strekt tot gedeeltelijke ontbinding van de tussen hen bestaande pachtovereenkomst opdat, na ontruiming door [gedaagde] , de derde wadi kan worden gerealiseerd. De gevorderde ontbinding heeft betrekking op de voor de wadi benodigde oppervlakte van circa 3.756 m².
Rb: Het gaat in deze zaak om de ontruiming van een stuk grond van 3.756 m² voor de aanleg van een wadi. Dat stuk grond wordt door [gedaagde] gepacht. Er is een spoedeisend belang.
Belangenafweging
Het belang van [eiseres ] is duidelijk. Zolang de wadi niet kan worden aangelegd kunnen de 40 woningen door [eiseres in het incident] niet worden gerealiseerd. Dat brengt met zich dat [eiseres ] daardoor financieel nadeel leidt omdat de gronduitgifte stokt. Ook de aanleg van infrastructurele voorzieningen kan niet worden afgerond.
Het belang van [gedaagde] is gering. Het te ontruimen gepachte perceel met een oppervlakte van 3.756 m² bedraagt minder dan 0,5% van het totaal aan gronden (ca. 80 ha.) waarop [gedaagde] zijn agrarische bedrijf exploiteert. [gedaagde] is voor zijn bedrijfsvoering niet afhankelijk van deze relatief beperkte oppervlakte. Het is op voorhand niet uit te sluiten dat een gedwongen ontruiming van het perceel gevolgen heeft voor de omvang van de huiskavel van [gedaagde] . Het is op voorhand echter voldoende aannemelijk dat die gevolgen enigszins worden gecompenseerd doordat [eiseres ] aan [gedaagde] heeft aangeboden om 1 hectare van de door hem in het middengebied gepachte gronden (weer) in eigendom over te nemen; met het weer in eigendom verkrijgen van die grond heeft [gedaagde] de mogelijkheid de grond duurzaam te behouden voor zijn bedrijf.
De slotsom is dat voldoende aannemelijk is dat de vordering van [eiseres] in de bodemprocedure zal worden toegewezen. Dat betekent dat de door haar gevorderde voorziening als hierna vermeld kan worden toegewezen.
Rechtbank Oost-Brabant (Kort Geding) 10-03/22 (ECLI:NL:RBOBR:2022:864)
Noot: lid 3 van artikel 3:377 BW kent een schadevergoedingsregeling voor de (ex) pachter vergelijkbaar met de volledige schadeloosstelling bij onteigening.