De redelijke termijn is voor een procedure in drie instanties in zaken zoals deze in beginsel niet overschreden als die procedure in haar geheel niet langer dan vier jaar heeft geduurd. Zie de uitspraak van de Afdeling van 29 januari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:188). In het geval van
[appellante] is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die aanleiding kunnen zijn tot verlenging of verkorting van deze termijn.Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:188) vangt de redelijke termijn in beginsel aan op het moment waarop het bestuursorgaan het bezwaarschrift heeft ontvangen. De behandeling van het bezwaar mag ten hoogste een half jaar, de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar en de behandeling van het hoger beroep ten hoogste twee jaar duren.
Indien pas bij de Afdeling een beroep op schending van de redelijke termijn wordt gedaan, wordt de vraag of de redelijke termijn is overschreden beoordeeld naar de stand van de zaak op het moment van de uitspraak van de Afdeling, waarbij de duur van de totale procedure in ogenschouw wordt genomen.
Vanaf de ontvangst door het college op 24 juni 2020 van het tegen het besluit van 13 mei 2020 gerichte bezwaarschrift tot de datum van deze uitspraak zijn vier jaren en ruim drie weken verstreken. Dat betekent een overschrijding van de redelijke termijn met ruim drie weken.
Het heeft vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift ongeveer zeven maanden geduurd voordat het college het besluit op bezwaar van 12 januari 2021 heeft genomen. De duur van een half jaar die redelijk wordt geacht voor de behandeling van het bezwaar, is daarmee met ongeveer een maand overschreden.
Het heeft vanaf de ontvangst van het tegen het besluit op bezwaar ingediende beroepschrift op 23 februari 2021 ongeveer veertien maanden geduurd voordat de rechtbank op 26 april 2022 uitspraak heeft gedaan. De duur van anderhalf jaar die redelijk wordt geacht voor de behandeling van het beroep, is daarmee niet overschreden.
Het heeft vanaf de ontvangst van het tegen de uitspraak van de rechtbank ingediende hogerberoepschrift op 7 juni 2022 twee jaren en een maand geduurd voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan. De duur van twee jaar die redelijk wordt geacht voor de behandeling van het hoger beroep, is daarmee met ongeveer een maand overschreden.
18.6. Bij een forfaitair bedrag van € 500,00 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal naar boven wordt afgerond, bedraagt de aan [appellante] toe te kennen schadevergoeding € 500,00. Omdat de overschrijding aan het college en de Afdeling is toe te rekenen, wordt de vergoeding van de schade naar evenredigheid uitgesproken ten laste van het college en de Staat der Nederlanden. Zowel het college als de Staat der Nederlanden wordt veroordeeld tot betaling van € 250,00 aan [appellante] als vergoeding voor door haar geleden immateriële schade.
Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt toegewezen.
ABRS 17-07/24 inzake Aa en Hunze (ECLI:NL:RVS:2024:2901)