Gelet op het voorgaande is het Hof van oordeel dat ook de overige bepalingen in de koopovereenkomst en realiseringsovereenkomst niet ruimer of wezenlijk anders zijn dan de bepalingen in een (voorlopige) koopovereenkomst waarop de wetgever in de in 4.3 genoemde wetsgeschiedenis het oog heeft gehad. Zulks betekent dat de uitzonderingssituatie van artikel 2, tweede lid, van de Wet BRV van toepassing is en dat belanghebbende niet op een eerder tijdstip dan bij de juridische levering de economische eigendom van de onroerende zaken heeft verkregen.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21-07/15 (ECLI:NL:GHARL:2015:5436).