Oude arresten, deel 10: Vial/Rotterdam

Nu het Corona virus het maatschappelijk leven beperkt, is het een goed moment om de invloed van oude(re) arresten op de hedendaagse onteigeningspraktijk te “behandelen”. Wij zijn voornemens dit de komende weken vaker te doen, in geval er anderszins weinig nieuws is.

Vrijkomende arbeid
HR 23-04-2010 Den Haag / huurder (ECLI:NL:HR:2010:BL3283)

HR 04-11-1998 Vial/Rotterdam; NJ 1999,397

Huidige praktijk: bij (gedeeltelijke) liquidatie van een onderneming komt frequent aan de orde: is er vrijkomende arbeid en zo ja, valt die rendabel in te zetten. Met name ingeval van een eenmansbedrijf (zoals een niet al te jonge rietsnijder) kan er wel vrijkomende arbeid zijn, maar is het zeer de vraag of die rendabel in te zetten valt. Zeker daar waar de rechtspraak grenzen stelt aan de aard van die vrijkomende arbeid; zie onderstaand..

Zie eerstgenoemd arrest en de daaraan voorafgaande conclusie A-G rov 29:

De rechtbank stelt vast dat [verweerder] en zijn echtgenote op de peildatum 53 jaar oud waren. [Verweerder] had toen ongeveer veertig jaar meubels verkocht in de […]wijk, waarvan 33 jaar als zelfstandig ondernemer. Zijn echtgenote, medevennoot, verzorgde de administratie. Gelet op zijn achtergrond als zelfstandig ondernemer op één bepaald terrein kan van [verweerder] niet in redelijkheid worden verlangd dat hij, na het verlies van zijn bedrijf, zijn vrijkomende arbeidstijd elders gaat benutten.