Opzegging van de verhuurster wegens dringend eigen gebruik. Huurovereenkomst terecht door de eerste rechter beëindigd. Verhuis- en inrichtingskosten nader te bepalen.
Gerechtshof Amsterdam 07-11/17, gepubliceerd 04-09/19 (ECLI:NL:GHAMS:2017:4584)
Tegemoetkoming huur beëindiging woning wegens dringend eigen gebruik.
De vordering van Vestia is toegewezen op grond van 7:274 lid 1 onder c BW, zodat de kantonrechter op grond van artikel 7:275 lid 1 BW een bedrag kan vaststellen dat Vestia aan [naam gedaagde] moet betalen ter tegemoetkoming in diens verhuis- en inrichtingskosten. Vaststaat dat er door Vestia reeds een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten is aangeboden van € 6.206,-. Dat bedrag is hoger dan het forfaitair vastgestelde bedrag voor het jaar 2019.
[naam gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat de door Vestia aangeboden vergoeding te laag is en hij heeft aanspraak gemaakt op een bedrag van € 9.000,-. Hoewel juist is dat het forfaitair vastgestelde bedrag geen maximum vergoeding is en in een individueel geval aanleiding kan bestaan voor toekenning van een hogere vergoeding, dient te worden benadrukt dat de in artikel 7:274 BW genoemde vergoeding een “tegemoetkoming” is en hiermee in beginsel dan ook geen volledige schadevergoeding is beoogd. Vestia heeft betwist dat de verhuis- en inrichtingskosten van [naam gedaagde] € 9.000,- bedragen. Nu [naam gedaagde] heeft nagelaten zijn stelling te onderbouwen en hij evenmin bijzondere omstandigheden naar voren heeft gebracht waaruit volgt dat de aangeboden vergoeding in zijn geval niet redelijk is, oordeelt de kantonrechter dat de tegemoetkoming die wordt aangeboden als redelijk moet worden aangemerkt.Rechtbank Rotterdam 06-09/19 inzake Vestia (ECLI:NL:RBROT:2019:7134)