Op basis van het taxatierapport (en de door de makelaar van de verkopers verstrekte informatie over de oppervlakte van de woning) ging [eiser01] er naar eigen zeggen van uit dat de woning veel groter was dan in werkelijkheid het geval was. Gebleken is echter dat [eiser01] bij de koop van de woning al wist dat het aantal vierkante meters in het taxatierapport niet klopte, dat het rapport dus onjuist was en dat de woning in werkelijkheid duidelijk kleiner was dan vermeld in het taxatierapport.
De vordering van [eiser01] is dus gebaseerd op feitelijke stellingen waarvan hij de onjuistheid kende, zo volgt ook uit het tussenvonnis. [eiser01] had daarom moeten weten dat zijn vordering evident ongegrond was en dat het instellen daarvan achterwege had behoren te blijven. Nu [eiser01] toch een procedure is gestart, heeft [eiser01] [gedaagde01] op onnodige kosten gejaagd, wat maakt dat de vordering tot veroordeling van [eiser01] in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten in beginsel toewijsbaar is.
Rechtbank Rotterdam 25-01/23 (ECLI:NL:RBROT:2023:845)