Onteigening provinciale weg Groningen: 20% efficiency premie snelle “verkopers”

Art. 81 RO: HR hoeft uitspraak niet te motiveren. Interessant is de conclusie A-G Valk d.d. 04-09/20 (bovenaan arrest HR staat hiervoor de link; onderstaande onderstreping is van Hoogstate).

Klacht betreft de uitleg door de rechtbank van het verweer van de Eigenaar met betrekking tot de schending van het gelijkheidsbeginsel door de Provincie. De rechtbank heeft dit opgevat als alleen ziende op het minnelijk overleg voorafgaand aan het slaan van het KB. Deze uitleg is volgens de klacht onbegrijpelijk. Aan het beroep op de schending van het gelijkheidsbeginsel ligt ten grondslag dat aan de Eigenaar, anders dan aan andere betrokken grondeigenaren, geen meewerkvergoeding van 20% is aangeboden. Dit zou gelden voor de door de Provincie gedane aanbiedingen van zowel voor als na het slaan van het KB, aldus het onderdeel: de Provincie heeft het grondbeginsel van gelijke behandeling van gelijke gevallen geschonden. De Kroon heeft daardoor in redelijkheid niet tot het onteigeningsbesluit kunnen komen.’

 A-G: Dat de rechtbank het verweer van de Eigenaar ten aanzien van het gelijkheidsbeginsel zo heeft opgevat dat dit uitsluitend is aangevoerd in het kader van het minnelijk overleg vóór het slaan van het KB, is allerminst onbegrijpelijk.

In dit geval is door de Eigenaar weliswaar het verweer gevoerd dat aan de onderhandelingsplicht van art. 17 Ow niet is voldaan, maar daarbij heeft hij zich uitsluitend gebaseerd op omstandigheden die zich vóór de totstandkoming van het KB van 18 juni 2019 hebben voorgedaan. Dat die omstandigheden maakten dat ook na het definitief worden van het besluit tot onteigening geen voldoende serieuze onderhandelingspoging is ondernomen (art. 17 Ow) heeft de Eigenaar niet aangevoerd. Allerminst onbegrijpelijk is daarom dat de rechtbank uitsluitend heeft beoordeeld of het oordeel van de Kroon onjuist was. In dat verband volstond een marginale toetsing van het oordeel van de Kroon.

HR 09-1/20 inzake prov. Groningen (ECLI:NL:HR:2020:1594).

Noot: de rechtbank heeft (enkel) geoordeeld (marginaal getoetst) dat de Kroon terecht heeft gewogen dat er voldaan is aan de onderhandelingsplicht van art. 17 Ow over de periode voorafgaande aan het slaan van het onteigenings Koninklijk Besluit. Of er daarna voldoende door de provincie minnelijk onderhandeld is, dat stond in deze casus niet ter beoordeling.

Noot 2: in nagenoemd besluit wordt het aspect van de meewerkvergoeding nader geduid:

 Besluit van 18 juni 2019, nr. 2019001169 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Pekela krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de verbreding van de N366, wegvak Nieuwe Pekela-Alteveer, met bijkomende werken, in de gemeente Pekela).

Noot 3: Bij beschikking van 5 juli 2019 heeft de rechtbank mr. H.J.A. van Hoogmoed tot deskundige benoemd, is mr. M. Griffioen tot rechter-commissaris benoemd en is de datum voor de plaatsopneming bepaald op 17 september 2019.