Onteigening Natuurgebieden Veenweiden Krimpenerwaard

Verweer grondeigenaar: de noodzaak en urgentie tot onteigening bestaan niet en er is niet juist onderhandeld.

Rechtbank: uit de jurisprudentie (zie o.m. HR 5 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:7) volgt de taakverdeling tussen Kroon en onteigeningsrechter.  De rechtbank oordeelt aan de hand van de in het vonnis genoemde criteria. De provincie zal namens de gemeente de aankoop en verkoop van gronden verrichten, eventuele onteigening zal op naam van de gemeente plaatsvinden en de provincie Zuid-Holland heeft de financiële middelen vrijgemaakt voor de verwerving van de benodigde gronden. De hiervoor omschreven rolverdeling is voor de Kroon geen reden geweest om het verzoek van de gemeente tot onteigening niet te honoreren. De rechtbank is van oordeel dat de Kroon in redelijkheid tot dit oordeel heeft kunnen komen.

Verweer art. 17 OW baat de grondeigenaar evenmin. Rechtbank spreekt de onteigening uit.

Rechtbank Den Haag 15-06/22 inzake Krimpenerwaard (ECLI:NL:RBDHA:2022:6516)

Noot: geen ongewone taakverdeling tussen gemeente (vaststellen bestemmingsplan) en provincie (onteigenaar); zie ook ECLI:NL:PHR:2022:542 inzake onteigening Paterswoldsemeer.