Voor art. 40e Ow gelden de criteria van art. 6.1 Wro (tegemoetkoming planschade) en dat betekent dat de beperkende planschadecriteria, zoals het normaal maatschappelijke risico en de voorzienbaarheid, in beginsel net zo moeten worden toegepast als binnen het planschaderecht.
Voor een correctie op de vastgestelde planschade in de zin van artikel 6.1 Wro, vanwege de verdiscontering van de kans op planschade bij de beoordeling in het kader van artikel 40e Ow, is geen plaats.
Partijen hebben bezwaren aangevoerd tegen de overwegingen van de deskundigen ten aanzien van (i) de planvergelijking/tijdelijk voordeel, (ii) de vaststelling van de planologische mogelijkheden onder het bestemmingsplan Harnaschpolder-Weteringzone, (iii) de risicoaanvaarding en (iv) het normaal maatschappelijk risico. Daarnaast hebben partijen bezwaren aangevoerd tegen de door de deskundigen bij de waardering gehanteerde uitgangspunten en de hoogte van de vastgestelde tegemoetkoming in de planschade.
Tijdelijk voordeel: onteigende kocht onder vigeur van agrarischer bestemming, daarna volgde lucratieve bestemming en vervolgens, als basis voor de onteigening, een minder lucratief bestemmingsplan. De rechtbank sluit hier, vanwege de omstandigheden van het geval, niet aan bij uitspraken Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State dat hier sprake is van een tijdelijk voordeel waarvan het vervallen geen recht geeft op schadevergoeding.
Geen passieve risico aanvaarding: Met de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat op grond van deze omstandigheden van [gedaagde] , als redelijk handelend eigenaar, niet kan worden verlangd dat hij concrete pogingen onderneemt tot realisering van de bouwmogelijkheden ter plaatse van het onteigende, die in het bestemmingsplan Harnaschpolder Zuid 2014 zijn komen vervallen. De rechtbank laat daarbij ook meewegen dat, zoals [gedaagde] ook heeft betoogd, een redelijk handelend eigenaar er rekening mee houdt dat hij, indien het op onteigening aankomt, het risico loopt dat hij zijn kosten, die verband houden met die realisering, niet vergoed krijgt.
NMR (directe schade): 2%
Waarde onder het nieuwe bestemmingsplan, op basis waarvan onteigend is, is de ruwe bouwgrondwaarde (complex) per peildatum 2017 in het eerdere tussenvonnis.
Rente: De rechtbank zal de te vergoeden (samengestelde) rente over het verschil tussen het voorschot (€ 67.470,—-) en de definitief vast te stellen schadeloosstelling (€ 208.667,–) bepalen op 1% per jaar. Vermeulen c.s. hebben in hun laatste advies van 21 februari 2019 een rentepercentage van 1,5 % geadviseerd. In recente schadeloosstellingszaken wordt gerekend met een rentepercentage van 0,5 %. De rechtbank ziet in het tijdsverloop tussen de inschrijving van het onteigeningsvonnis en dit vonnis en de rentedaling redenen om te middelen en het rentepercentage op 1 % vast te stellen.
Rechtbank De Haag 04-05/22 inzake bedrijvenschap Harnaschpolder (ECLI:NL:RBDHA:2022:4381, ECLI:NL:RBDHA:2022:4382, ECLI:NL:RBDHA:2022:4383 en ECLI:NL:RBDHA:2022:4384)
Noot 1
Rechtbank volgt deskundigen in hun taxatie woningbouwkavel met de schillentheorie (rov 2.40).
Noot 2
rechtbank volgt taxatie van deskundigen omdat bij een taxatie zoals deze in zijn algemeenheid kennis, ervaring en intuïtie een grote rol spelen. Dit geldt temeer in onderhavig geval, nu sprake is van een samenloop van het planschaderecht en het onteigeningsrecht.
Noot 3.
Let wel: artikel 40e Ow betreft (enkel) de werkelijke waarde. In een concept-advies 2018 hebben deskundigen inzake onteigening Nieuw-Reijerwaard deze aanpak art. 40e Ow uitgewerkt (met discussie over o.a. de peildatum) , maar daar is de procedure niet verder gekomen vanwege een nadien bereikt minnelijk akkoord.