Taxeren is echter geen louter rekenkundige exercitie en de uitkomst is geen garantie voor een bepaalde verkoopopbrengst, laat staan op een termijn van, zoals hier, vierenhalf jaar. Taxeren is een momentopname en wat een pand zal opbrengen is afhankelijk van verschillende deels niet te voorspellen factoren, zoals marktomstandigheden en het aantal potentiële belangstellenden. Bij het beoordelen van taxaties gaat het dan ook niet zozeer om de uitkomst als wel om de wijze waarop die tot stand is gekomen.
In eerdere rechtspraak zijn in zijn algemeenheid marges van 10% naar beneden en 10 % naar boven – oftewel bandbreedtes van 20% – acceptabel geacht. Verdedigbaar is dat bij minder courante panden, zoals hier kennelijk het geval, ruimere marges worden gehanteerd; van dergelijke panden zijn immers minder vergelijkbare verkoopprijzen beschikbaar. Dus voor zover de uitkomst van de taxatie al van belang is voor de beoordeling van de zaak is het in ieder geval niet de enige en beslissende factor.
Onverminderd het voorgaande gaat het dan ook – als overwogen – veeleer om de vraag of de taxatie zorgvuldig tot stand is gekomen.
Met de wetenschap van achteraf wijzen op de gemiddelde waardestijging van alle vrijstaande huizen in hetzelfde postcodegebied volstaat niet.
Rechtbank Rotterdam 18-09/19 inzake makelaardij (ECLI:NL:RBROT:2019:7362)
Noot: in het bericht hiervoor is de visie van de strafrechter weergegeven. ook de civiele rechter overweegt dat taxeren geen louter rekenkundige exercitie is.