Omlegging A9 en knooppunt Badhoevedorp: conclusie A-G

HR 15-12/17 inzake Staat / Televerde (ECLI:NL:HR:2017:3148). Artikel 81 lid 1 RO: de in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk: samenhang met 6 andere zaken van gelijke datum:

* In al deze zaken komen een of meer van de volgende kwesties aan de orde: de werkelijke waarde (met als deelthema’s onder andere de waarderingsmethode, vergelijkingstransacties en de eliminatieregel), de waardevermindering van het overblijvende, bijkomende schade (met de deelthema’s wederbeleggingskosten dan wel de kosten van verwerving van een vervangend bedrijfsmiddel, gemiste exploitatieopbrengsten, contractuele toezeggingen, belastingschade, renteschade en inkomensschade) en de kosten van deskundige bijstand. In de zaak met nummer 16/03032 is bovendien de principiële vraag aan de orde of de juridische eigenaar, behalve op schadeloosstelling voor de door de economische eigenaar geleden schade, ook aanspraak kan maken op door hem zelf geleden schade als gevolg van het wegvallen van een persoonlijk recht op voortgezet gebruik.

* DCF methode bepleit door de onteigende: De klacht faalt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de DCF-methode als waarderingsmethode niet geschikt is ‘vanwege de veelheid van de daarbij te hanteren variabelen en omdat de onzekerheid daarvan te groot is’. Gelet hierop hebben deskundigen er voor gekozen hun waardering te baseren op de hen bekende vergelijkingstransacties. Noot: HR 15-02/08 inzake HIT/gemeente Schiedam (BB4775): aan de “feitelijke” rechter en aan deskundigen komt een aanzienlijke beoordelingsruimte toe als het erom gaat het meest geëigende “stelsel van waardering” te bepalen. De Advocaat-Generaal benoemt nadrukkelijk de problemen van een residuele taxatie: het is een middel om zich over de waarde van de grond een deugdelijk beredeneerde indruk te vormen, maar een middel dat een aanmerkelijk ruimte laat voor het insluipen van (taxatie)fouten; die fouten kunnen, individueel of samen, de gevonden uitkomst zeer ingrijpend beïnvloeden. Het gaat om een aanzienlijk aantal, ieder voor zich een meer of minder ruime onzekerheidsmarge vertonende, schattingen en aannames.

* De vergelijkingsprijs van € 48,83 per m² – die werd betaald voor gronden die vrijwel uitsluitend benodigd waren voor het kort daarvoor definitief vastgestelde wegtracé: eliminatie verkeersbestemming en aldus wel een vergelijkingstransactie; genoemde prijs is “dan ook” veel te hoog voor pure verkeersbestemming of pure agrarische bestemming. Noot: conclusie A-G lijkt ruimte te laten voor een ander oordeel als middel anders was geformuleerd. De verkoper in deze vergelijkingstransactie had zelf recent veel duurder ingekocht met ook nog een nabetalingsregeling.

Naast de bedragen van de (vergelijkings) transacties komt het ook aan op de (overige) kennis, ervaring en intuïtie van de deskundigen. Het stond de deskundigen dan ook vrij om in onderhavig geval te komen tot een andere waarde dan het rekenkundig gemiddelde van de beide vergelijkingstransacties.

* Belastingschade: Rechtbank: Gezien de (gestelde) tekst van de (gestelde) afspraak met de fiscus, met name de zinsnede ‘zolang alle aandelen in handen zijn van een vennootschap behorende tot de Chipshol groep’, moet de rechtbank echter vaststellen dat het met de meergenoemde bedrijfsstrategie beoogde fiscale voordeel na verkoop door de Chipshol-Groep van haar aandelen niet langer kan worden behaald. De gestelde schade is daarmee geen rechtstreeks en noodzakelijk gevolg van de onteigening, maar een gevolg van de keuze van de Chipshol-Groep om haar aandelen in de (grond)vennootschappen te verkopen.’ A-G: de rechtbank heeft op grond van de tekst van de afspraak aangenomen dat voorwaarde voor de gelding van de afspraak met de fiscus was dat alle aandelen in handen waren van een vennootschap behorende tot de Chipshol-groep. Met dat als uitgangspunt is de beslissing van de rechtbank geenszins onbegrijpelijk.

* eliminatie verkeersbestemming: rechtbank: De rechtbank volgt de deskundigen in hun oordeel dat het tracébesluit in dit geval zozeer te vereenzelvigen is met het werk waarvoor wordt onteigend dat het is aan te merken als plan voor het werk in de zin van artikel 40c Ow en derhalve bij de waardering van het onteigende buiten beschouwing dient te worden gelaten. A-G: Reeds uit omschrijving TB volgt dat dit overheidsplan wel degelijk behoort te worden geëlimineerd. De inhoud van het onderhavige tracébesluit is klaarblijkelijk door niets anders bepaald dan door een ten tijde van dat besluit reeds bestaand concreet plan voor een werk ter plaatse van onder meer het onteigende.

* ECLI:NL:PHR:2017:898: Rechtbank: geen wederbeleggingskosten c.q. kosten aankoop vervangend bedrijfsmiddel. Hiertegen ingediende middel doet HR af met art. 81 lid 1 RO. Contrair ten opzichte van A-G die onderscheid maakt tussen belegging en bedrijfsmiddel.

* renteschade over verschil voorschot en uiteindelijke schadeloosstelling. oordeel rechtbank van 2% blijft in stand (HR via 81 RO en conclusie A-G), ondanks verweer economisch eigenaar dat zij de gronden heeft gefinancierd met cumulatief preferente aandelen (cumprefs). Bij aflossing op de cumprefs dient zij aan de financier Landinvest 8% rente te vergoeden.

* de onteigende moet zijn kosten van deskundige bijstand in die cassatieprocedure zelf dragen.