Het door [appellant] aangevoerde biedt geen grond voor het oordeel dat het project in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het college heeft uiteengezet dat om de Twentekanalen geschikt te maken voor klasse Va-schepen de zwaaikommen verruimd dienen te worden. Voor de onderhavige zijtak betekent dit de keuze tussen het verruimen van de bestaande zwaaikom Bornerbroek of het aanleggen van een nieuwe zwaaikom. Het college heeft met betrekking tot de keuze voor het aanleggen van een nieuwe zwaaikom toegelicht dat de totale kosten voor het verruimen van de bestaande zwaaikom en het aanpassen van de kanaalbodem en oever hoger zijn dan de kosten voor het aanleggen van een nieuwe zwaaikom. Verder moeten schepen 1 km achterwaarts varen om de huidige zwaaikom te bereiken hetgeen vanuit nautisch oogpunt niet optimaal is en de scheepvaartveiligheid negatief beïnvloedt. Wat de noodzaak van de zwaaikom betreft, heeft het college uiteengezet dat de aanleg van de zwaaikom van cruciaal belang is voor de verdere ontwikkeling van de bedrijvigheid in het oosten en daarmee ook het bedrijventerrein XL Businesspark Twente.
Het college heeft er op gewezen dat de realisatie van het bedrijventerrein van grote betekenis is voor de gehele regio Twente qua economische welvaart en werkgelegenheid en het algemeen belang daarmee gediend is. Voorts wordt in aanmerking genomen dat het college heeft aangegeven dat [appellant] volledig schadeloos gesteld zal worden voor de benodigde agrarische grond in het kader van de onteigeningsprocedure en dat [appellant] een verzoek om tegemoetkoming in planschade kan doen, voor zover hij stelt schade te lijden door de negatieve gevolgen voor zijn bedrijfsvoering.
ABRS 21-02/18 inzake Almelo (ECLI:NL:RVS:2018:612).
Noot: Artikel 2.12, eerste lid, Wabo luidt:
“Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
- indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat; [..].”