Binnen het stelsel van nadeelcompensatie wordt de omvang van de gestelde schade doorgaans berekend door de in de schadeperiode gerealiseerde omzetten en daaraan gerelateerde brutowinsten te vergelijken met de gerealiseerde omzetten en daaraan gerelateerde brutowinsten in een referentieperiode. Uitgangspunt daarbij is dat deze periode in voldoende mate representatief dient te zijn voor de ontwikkeling van de omzetten en/of brutowinsten in de schadeperiode, de schadeveroorzakende ontwikkeling weggedacht. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 15 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1650.
- Het is gebruikelijk om van een periode van drie jaar uit te gaan en bij een stabiel verloop van de omzetten deze te middelen en de uitkomsten daarvan als referentieomzet te hanteren, voor zover nodig onder toepassing van een correctie vanwege branche-, markt- en concurrentieverhoudingen en inflatie. Van dit uitgangspunt kan en moet soms worden afgeweken. Daarvoor kan aanleiding zijn indien de omzetontwikkeling over deze drie jaren een bestendig dalende of stijgende ontwikkeling laat zien. In het geval van een bestendig dalende omzet zou middeling over drie jaren immers tot gevolg hebben dat de verslechtering van de omzet voorafgaande aan de schadeperiode niet wordt betrokken bij de schadeberekening (zie de uitspraak van de Afdeling van 12 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2677).
Afdeling sanctioneert overwegingen normomzet:
- gemotiveerde keuze voor één referentiejaar, vanwege omzetdalingen, met neerwaartse correctie vanwege dalende tendens.
- ook al zijn in dat referentiejaar al wel werkzaamheden verricht, maar die worden marginaal geacht
- anders dan [appellante] betoogt, is er geen grond voor het oordeel dat algemene brancheontwikkelingen zouden hebben bijgedragen tot een hogere omzetontwikkeling in 2014, 2015 en 2016 en dat de minister bij het bepalen van de normomzet daarmee ten onrechte geen rekening heeft gehouden
ABRS 29-05/19 inzake minister Infrastructuur en Waterstaat N61 (ECLI:NL:RVS:2019:1739)