Aannemer heeft een rieten dak aangebracht op de woning van opdrachtgever. Dit dak beantwoordt niet aan wat de opdrachtgever op grond van de overeenkomst mocht verwachten omdat riet is gebruikt afkomstig uit zout water. Uit de rapporten blijkt dat zout in het riet een negatieve invloed heeft op de levensduur van de rieten dakbedekking doordat het riet vanwege het zoutpercentage vocht vasthoudt. Deze tekortkoming (niet betwist) is toerekenbaar. Van de aannemer mocht, gelet op zijn vakbekwaamheid en kundigheid, worden verwacht dat hij nader onderzoek had gedaan naar de herkomst van het riet. De stelling dat de aannemer niet had kunnen weten of het riet zout was omdat die kwestie pas in 2015 opkwam en pas vanaf begin 2017 te onderzoeken was, strookt niet met de informatie uit het aanvullende rapport waarin staat dat sinds jaar en dag bekend is dat riet voor dakbedekking geen zoutwaterriet mag zijn en dat het riet in zoet water moet zijn gegroeid.
Volgens het rapport is dit overgeleverde kennis. De aannemer had op zijn minst moeten navragen in welk soort water het riet was gegroeid, zeker omdat hij voor het eerst Russisch riet kocht. Ook dit aspect behoort tot de zorgvuldigheid, deskundigheid en vakmanschap van de aannemer waarop door de opdrachtgever mocht worden vertrouwd. Het beroep op de algemene voorwaarden kan de aannemer niet baten.
Rechtbank Noord-Nederland 05-06/19 (ECLI:NL:RBNNE:2019:2414)