NNN: belemmering exploitatie melkveebedrijf

Uit de zienswijzenota volgt dat de raad heeft onderkend dat de natuurontwikkeling negatieve gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering van [appellante sub 1]. Dat [appellante sub 1] door realisatie van de natuurontwikkeling niet langer een melkveebedrijf kan exploiteren, betekent echter niet dat de raad niet in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan die natuurontwikkeling dan aan de bedrijfsbelangen van [appellante sub 1]. Dat er op het moment van de planvaststelling nog geen overeenstemming was bereikt met [appellante sub 1] over de wijze waarop de negatieve gevolgen voor de bedrijfsvoering kunnen worden weggenomen, betekent evenmin dat de raad niet in redelijkheid tot vaststelling van het bestemmingsplan heeft kunnen overgaan. Daartoe acht de Afdeling redengevend dat de natuurontwikkeling, indien [appellante sub 1] er niet voor kiest dit zelf te realiseren, alleen mogelijk zal zijn door minnelijke verwerving, dan wel onteigening van de benodigde gronden. Hierbij is minnelijke verwerving, gelet op het bepaalde in artikel 17 van de Onteigeningswet, het uitgangspunt. Indien toch tot onteigening wordt overgegaan, zal [appellante sub 1] ingevolge het bepaalde in artikel 40 van de Onteigeningswet volledig schadeloos moeten worden gesteld. Bij deze schadeloosstelling wordt ook rekening gehouden met eventuele waardevermindering van resterende gronden die niet nodig zijn voor de realisatie van de gebiedsontwikkeling. Ook eventuele inkomstenderving is bij de schadeloosstelling inbegrepen. Hiermee zijn de belangen van [appellante sub 1] afdoende gewaarborgd (vergelijk overweging 83.2 van de uitspraak van de Afdeling van 20 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1072). De Afdeling stelt vast dat in artikel 3, lid 3.7.2, van de planregels een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om de bestemming “Agrarisch met waarden” te wijzigen in “Wonen”, als is komen vast te staan dat er geen agrarisch bedrijf meer kan worden gevestigd. De raad heeft er daarom vanuit kunnen gaan dat de resterende gronden nuttig kunnen worden gebruikt. ABRS 12-05/21 inzake Krimpenerwaard (ECLI:NL:RVS:2021:1012) Noot: toelichting gemeenteraad: ook heeft de raad gewezen op de mogelijkheden van zelfrealisatie, de totale aankoop van het bedrijf of volledige schadeloosstelling op basis van onteigening (onderstreping Hoogstate). Ter zitting heeft de raad toegelicht dat daarnaast de mogelijkheid bestaat om de agrarische bestemming die aan een deel van de gronden van [appellante sub 1] is toegekend te wijzigen in een woonbestemming, zodat deze resterende gronden nuttig kunnen worden gebruikt. Noot 2: verwijzing naar ABRS 20-04/16 De Afdeling stelt voorop dat een goede ruimtelijke ordening met zich brengt dat bij de vaststelling van het inpassingsplan niet uitsluitend wordt gekeken naar de belangen die gediend zijn met de aanleg van de Nieuwe Verbinding. Een goede ruimtelijke ordening vereist dat ook de belangen van daardoor benadeelden, zoals het veehouderijbedrijf van [appellant sub 13], in de belangenafweging worden betrokken. In de omstandigheid dat dat ten tijde van de vaststelling van het inpassingsplan geen overeenstemming was bereikt over een mogelijke herverkaveling van de agrarische gronden van [appellant sub 13] ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat provinciale staten niet in redelijkheid tot vaststelling van het inpassingsplan hebben kunnen besluiten. Daarbij acht de Afdeling van belang dat een uitvoering van het inpassingsplan uitsluitend mogelijk zal door minnelijke verwerving dan wel onteigening van de voor de aanleg van de Nieuwe Verbinding benodigde gronden. Hierbij is minnelijke verwerving van de gronden gelet op het bepaalde in artikel 17 van de onteigeningswet het uitgangspunt. Indien de voor de aanleg van de Nieuwe Verbinding benodigde gronden niet minnelijk kunnen worden verworven en tot onteigening wordt overgegaan, zal [appellant sub 13] ingevolge het bepaalde in artikel 40 van de Onteigeningswet volledig schadeloos moeten worden gesteld (onderstreping Hoogstate) . Bij deze schadeloosstelling wordt gelet op het bepaalde in artikel 41 van de Onteigeningswet rekening gehouden met de eventuele waardevermindering van de resterende landbouwgronden van [appellant sub 13] die niet benodigd zijn voor de aanleg van de Nieuwe Verbinding. Ook eventuele inkomstenderving als gevolg van de onteigening is bij de schadeloosstelling inbegrepen. Hiermee zijn de belangen van [appellant sub 13] naar het oordeel van de Afdeling afdoende gewaarborgd.