Schade die behoort tot het normaal maatschappelijk risico dient redelijkerwijs ten laste te blijven van degene die om schadevergoeding verzoekt. De vaststelling van de omvang van het normaal maatschappelijk risico of normaal ondernemersrisico is in de eerste plaats aan het bestuursorgaan. Dit komt daarbij beoordelingsvrijheid toe. Het bestuursorgaan zal zijn vaststelling naar behoren moeten onderbouwen. De bestuursrechter toetst de besluitvorming op rechtmatigheid en daarmee dus ook aan het égalitébeginsel.
In beginsel is het met het oog op de uniformiteit en de voorspelbaarheid van de eventuele vergoeding van schade aanvaardbaar dat het bestuursorgaan ten aanzien van het normaal maatschappelijk risico of normaal ondernemersrisico werkt met een vaste drempel. Dat komt de rechtszekerheid ten goede, nu de vraag of schade buiten het normaal maatschappelijk risico of normaal ondernemersrisico valt daarmee aanstonds eenvoudig kan worden beantwoord
De vraag of schade tot het normale maatschappelijke risico behoort, moet worden beantwoord met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval
De Afdeling is van oordeel dat de besliscommissie zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat er voldoende redenen zijn om een drempel van 5% te hanteren. Deze drempel is relatief hoog in vergelijking tot de drempel van 2% die in artikel 6.2, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening is neergelegd. De drempel van 2% is een minimum-forfait, dat geldt voor alle gevallen waarin is verzocht om vergoeding van indirecte planschade in de vorm van waardevermindering, ongeacht de vraag of de beweerdelijke schadeveroorzakende planologische maatregel als een normale maatschappelijke ontwikkeling kan worden aangemerkt. In dit geval is voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van een drempel van 5% uitgangspunt dat bewoners van huizen binnen de invloedsfeer van Schiphol rekening dienen te houden met de mogelijkheid van een toename van geluidbelasting die samenhangt met de groei van de luchthaven, ook al bestaat geen zicht op de omvang en vorm waarin, de plaats waar en het moment waarop deze ontwikkelingen zich zullen concretiseren en de omvang van het nadeel dat daar mogelijkerwijs uit zal voortvloeien. Het Lvb 2008 kan wel worden beschouwd als een uit het normale gebruik van Schiphol voortvloeiende ontwikkeling.
ABRS 19-02/14 inzake Schadeschap luchthaven Schiphol (RVS:2014:572).
Noot: de weegfactoren worden in deze uitspraak nader geduid.