NMR inbreidingslocatie: 5% wederom

De vraag of schade als gevolg van de planologische ontwikkeling als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, van de Wro tot het normaal maatschappelijk risico behoort, moet worden beantwoord met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval. Van belang is onder meer of de planologische ontwikkeling als een normale maatschappelijke ontwikkeling kan worden beschouwd waarmee de aanvrager rekening had kunnen houden in die zin dat die ontwikkeling in de lijn der verwachting lag, ook al bestond geen concreet zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop de ontwikkeling zich zou voordoen (zie de overzichtsuitspraak van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582, rechtsoverweging 5.6.).

Daarbij komt betekenis toe aan de mate waarin de ontwikkeling naar haar aard en omvang binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving en het in een reeks van jaren gevoerde planologische beleid past. Omstandigheden die verder van belang kunnen zijn, zijn de afstand van de locatie waar de ontwikkeling heeft plaatsgevonden tot de onroerende zaak van de aanvrager en de aard en de omvang van het door de ontwikkeling veroorzaakte nadeel (zie de uitspraak van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582, rechtsoverweging 5.10.).

In het advies van het Kenniscentrum is terecht gesteld dat inbreiding met twee woonhuizen op de percelen Groote Woldweg 4 en 6 in een bestaande dorpskern als Oosterwolde als een normale maatschappelijke ontwikkeling moet worden beschouwd. Het perceel waarop de twee vrijstaande woningen kunnen worden gerealiseerd was een nog onbebouwd, open perceel in een verder aaneengesloten lintbebouwing langs de Groote Woldweg. In die zin lag het in de lijn der verwachtingen dat deze open ruimte op enig moment in de tijd zou worden bebouwd. De nieuwbouw van twee woningen sluit voorts op zichzelf aan op het bestaande bebouwingsbeeld in de dorpskern.

Bij waardevermindering van een onroerende zaak als gevolg van een normale maatschappelijke ontwikkeling, zoals woningbouw op een inbreidingslocatie in een woonkern, waarbij die woningbouw in de lijn der verwachtingen lag, is een waardevermindering tot vijf procent van de waarde van de onroerende zaak, in verhouding tot de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk vóór het ontstaan van de schade, substantieel, maar niet zodanig zwaar dat deze schade niet voor rekening van de aanvrager kan worden gelaten. Dit betekent dat een waardevermindering tot vijf procent van de waarde van de onroerende zaak in deze categorie gevallen in beginsel tot het normale maatschappelijke risico van de aanvrager behoort (zie genoemde uitspraak van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582, rechtsoverweging 5.14.).

ABRS 24-05/17 inzake Oldebroek (ECLI:NL:RVS:2017:1402).