NMR bij tijdelijke hinder

    Te Rijdt heeft uit de uitspraak van de Afdeling van 6 juni 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA6794 afgeleid dat het bij tijdelijke schade zoals in deze zaak redelijk is dat de schade die [appellante] ten gevolge van de hinder van de werkzaamheden gedurende een jaar heeft ondervonden op grond van het normaal maatschappelijk risico voor haar rekening moet blijven. Dit betekent dat de geleden schade over drie maanden, zijnde 13 weken, in beginsel voor vergoeding in aanmerking kan komen. De schade per week bedraagt (€ 10.688,00 : 52 =) € 209,38. De in beginsel te vergoeden schade bedraagt dus (13 x € 209,38 =) € 2.721,94, afgrond € 2.725,00.

    Te Rijdt heeft zich, onder verwijzing naar de tussenuitspraak van de Afdeling van 30 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3639, op het standpunt gesteld dat [appellante] 50% van de ondervonden hinder kon voorzien ten tijde van de koop van haar woning.

    Op grond van het voorgaande komt Te Rijdt tot een tegemoetkoming in de schade van € 1.362,50. Hij heeft geadviseerd dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 16 september 2015, als nadeelcompensatie aan [appellante] toe te kennen.

   Anders dan Te Rijdt in het advies heeft vermeld, volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 6 juni 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA6794, niet dat de schade die [appellante] in het eerste jaar van de werkzaamheden heeft geleden op grond van het normaal maatschappelijk risico voor haar rekening moet blijven. 

In de zaak die in die uitspraak aan de orde was, ging het dus over beperkte hinder en enige aantasting van het woongenot. In de huidige zaak is niet in geschil dat [appellante] gedurende ongeveer 18 maanden ernstige hinder van de werkzaamheden aan de tunnel in de A9 Gaasperdammerweg heeft ondervonden, waardoor haar woongenot ernstig werd aangetast.

    De conclusie is dat de minister met het advies van Te Rijdt het gehanteerde normaal maatschappelijk risico niet deugdelijk heeft gemotiveerd.

 Gezien het voorgaande acht de Afdeling het redelijk dat de minister op basis van het advies van Te Rijdt de helft van de geleden schade voorzienbaar heeft geacht.

ABRS 26-08/20 inzake Ministerie I&W (ECLI:NL:RVS:2020:2051)