NMR 4%

Verweerder heeft een normaal maatschappelijk risico gehanteerd van 3% in verband met de eerste wijziging en 5% in de tweede wijziging.

Rechtbank: Zoals de Afdeling eerder ook heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4668), is de vaststelling van de omvang van het normaal maatschappelijk risico in de eerste plaats aan het bestuursorgaan, dat daarbij beoordelingsruimte toekomt. In rechtspraak van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 2 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:530), is bij waardevermindering van een onroerende zaak als gevolg van een normale maatschappelijke ontwikkeling, zoals woningbouw op een inbreidingslocatie van een bestaande woonkern, waarbij die woningbouw in de lijn der verwachtingen lag, een waardevermindering tot vijf procent van de waarde van de onroerende zaak, in verhouding tot de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk vóór het ontstaan van de schade, substantieel, maar niet zodanig zwaar dat deze schade niet voor rekening van de aanvrager kan worden gelaten. In een latere uitspraak van 8 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2620, overwoog de Afdeling dat, in de omstandigheid dat het plangebied geen zuivere inbreidingslocatie is, maar tevens de kenmerken van een uitbreidingslocatie vertoont, geen aanleiding om deze jurisprudentie niet toe te passen.

De rechtbank ziet aanleiding om het normaal maatschappelijk risico in de tweede wijziging zelf vast te stellen op een percentage van 4%. De rechtbank overweegt hiertoe dat niet zonder meer kan worden aangesloten bij het normaal maatschappelijk risico van de eerste wijziging vanwege de ontstane mogelijkheid voor de realisering van woningen direct ten westen van de woning van eisers door het bestemmingsplan “Veghels Buiten – herstelplan Erpseweg Zuid”, alsmede de mogelijkheden voor woningbouw (al dan niet via uit te werken bestemmingen) in het bestemmingsplan “Veghels Buiten-Erpseweg Zuid”. Verder hecht de rechtbank wel enige waarde aan de bestendiging van het planologische beleid in de structuurvisie uit 2013.

Rechtbank Oost-Brabant 03-08/21 inzake Meijerijstad (ECLI:NL:RBOBR:2021:4111)