NMR 3%

Uit de jurisprudentie van de Afdeling volgt dat de hoogte van de drempel primair wordt bepaald door het antwoord op de vraag of en zo ja, in hoeverre de desbetreffende planologische ontwikkeling in de lijn der verwachtingen lag, met dien verstande dat, gelet op artikel 6.2, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wro, de drempel bij indirecte planschade – planschade door een planologische verandering op de gronden van derden – minstens 2 procent van de waarde van de onroerende zaak is. Voor het antwoord op voormelde vraag is in ieder geval van belang of en zo ja, in hoeverre de planologische ontwikkeling naar haar aard en omvang binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving en binnen het gedurende een reeks van jaren gevoerde ruimtelijke beleid paste.

Indien geheel aan beide indicatoren wordt voldaan, mag het bestuursorgaan een drempel van 5 procent van de waarde van de onroerende zaak toepassen. Indien aan één van beide indicatoren maar voor een deel wordt voldaan, is het hanteren van een drempel van 4 procent in beginsel aangewezen. Indien aan één van beide indicatoren in het geheel niet wordt voldaan of indien aan beide indicatoren deels wordt voldaan, is het hanteren van een drempel van 3 procent in beginsel aangewezen. Indien slechts aan één van beide indicatoren voor een deel wordt voldaan, of indien aan beide indicatoren in het geheel niet wordt voldaan, is in beginsel het toepassen van het minimumforfait van 2 procent, zoals bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wro, aangewezen. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 3 november 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2402) onder 7.15.

De ontwikkeling op de specifieke locatie van het plangebied is in strijd met de nota. Uit de nota blijkt immers dat het college het beleidsvoornemen heeft om de uitbreiding van het aantal hotelkamers binnen de bestaande planologische mogelijkheden te faciliteren. Daarvan uitgaande, lag het op grond van de nota niet in de lijn der verwachtingen dat het planologische regime in het plangebied wordt gewijzigd, teneinde een hotel in het plangebied te kunnen realiseren. Dat betekent dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat de ontwikkeling in het plangebied naar haar aard en omvang geheel of gedeeltelijk binnen het gedurende een reeks van jaren gevoerde gemeentelijke beleid paste.

ABRS 19-01/22 inzake Haarlemmermeer (ECLI:NL:RVS:2022:3007)