Het college heeft met betrekking tot de vaststelling van het normaal maatschappelijk risico een drempel van 15% toegepast. Niet in geschil is dat de daling van de jaaromzet van [appellante] in 2014 0,4% en in 2015 7,3% bedroeg. Daargelaten of het college de hoogte van de drempel heeft mogen vaststellen op 15%, is in ieder geval zowel de daling in 2014 van 0,4% als die in 2015 van 7,3% niet zodanig groot dat de daaruit voortvloeiende schade niet tot het normaal ondernemersrisico behoort (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 15 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1650, waarin een drempel van 8% is gehanteerd). [appellante] heeft met de eerst ter zitting aangevoerde stelling dat het college ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de kleine winstmarge van de onderneming niet aannemelijk gemaakt dat de verhouding tussen de kosten en de omzet van de onderneming tot een ander oordeel zou moeten leiden.
ABRS 13-03/19 inzake Breda (ECLI:NL:RVS:2019:811)