Kapitalisatiefactor en overige taxatie-aspecten
Claim: Volgens gelaedeerde is zijn horecagelegenheid sinds het aanbrengen van de knip verminderd en moeilijker bereikbaar en lijdt hij schade in de vorm van blijvende omzetdaling
Rechtbank: De Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten is nog niet in werking getreden. Voor de behandeling van het verzoek van eiser heeft verweerder de “Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Milieu 2014” van toepassing verklaard (hierna: de Beleidsregel 2014). Niet in geding is dat de gestelde schade een gevolg is van het in het verzoek genoemde verkeersbesluit en dat verweerder dit verkeersbesluit rechtmatig heeft genomen.
De rechtbank kan de StAB volgen in de stelling dat de invloed van de verplaatsing van Frituur [naam frituur = concurrent] op de omzetdaling van eiser in 2016 niet rekenkundig is vast te stellen en dat de correctie ex aequo et bono bepaald moet worden op 25% van die omzetdaling. Dit is een bedrag van, afgerond, € 2.775,–.
Kapitalisatie factor voor eigenaar gebruiker in onteigeningsrecht is 10
De StAB heeft gewezen op de uitspraken van de AbRS van 27 juni 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA8139, 12 oktober 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BT7434, 6 mei 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW5932 en 7 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2382. Uit deze rechtspraak kan volgens de StAB worden geconcludeerd dat het rechtens aanvaardbaar is om een korting toe te passen op de gebruikelijke kapitalisatiefactor vanwege het voortgezet gebruik na de inwerkingtreding van het schadeveroorzakende besluit tot het moment waarop de schade daadwerkelijk optreedt.
Omdat de knip pas 15 december 2017 is gerealiseerd, heeft eiser zijn bedrijf nog drie jaar op vertrouwde wijze kunnen exploiteren. De rechtbank acht het niet onredelijk dat deze jaren in mindering gebracht worden op de periode van 13 jaar. Daarmee resteert een schadeperiode van 10 jaar die correspondeert met de kapitalisatiefactor 8.
De rechtbank volgt de conclusie van de StAB dat de verkeerskundige knip wel past in het beleid maar niet in de structuur van de omgeving en dat daarbij, overeenkomstig de genoemde uitspraak van 3 november 2021, een normaal maatschappelijk risico van 3% past.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat zowel de StAB als SAOZ zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het percentage bij permanente inkomensderving normaliter wordt gekoppeld aan de brutowinst en niet, zoals [naam bedrijf 2] heeft gedaan, aan de normomzet.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 14-07/22 inzake Geertruidenberg (ECLI:NL:RBZWB:2022:3850)