Vernatting perceel grond waar fokpaarden lopen.
Tussenuitspraak: De Afdeling heeft overwogen dat de minister het verzoek om nadeelcompensatie ten onrechte uitsluitend heeft afgehandeld met toepassing van het beoordelingskader van artikel 22 van de Tracéwet en niet tevens met toepassing van het beoordelingskader van artikel 7.14, eerste lid, van de Waterwet.
Daar staat tegenover dat [appellante] in de zienswijze heeft gesteld dat de zogenoemde Bosgroep, in opdracht van de provincie, vanaf 2011 jaarlijks heeft gecontroleerd of het terrein conform de kwalitatieve verplichting wordt gebruikt en regelmatig wordt gemaaid. Verder heeft zij, onder verwijzing naar foto’s, gesteld dat de bomen op het bosgedeelte van de percelen na 2015 ernstig zijn aangetast door wateroverlast. Met deze stellingen heeft [appellante] concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van de conclusie van de schadecommissie over de oude situatie naar voren gebracht.
Dat betekent dat de minister, met inachtneming van de overwegingen van de uitspraak van de Afdeling en de hierna te vermelden aanwijzingen, een nieuw besluit op het door [appellante] tegen het besluit van 27 september 2018 gemaakte bezwaar dient te nemen.
ABRS 21-04/21 Minister Infrastructuur en Waterstaat inzake Bergen (ECLI:NL:RVS:2021:850)
Noot: de Minister had de oude feitelijke situatie onvoldoende in beeld gebracht.