Nadeel tankstation door verkeersbesluit/ vereenzelviging appellante

Belanghebbende: directeur-enig aandeelhouder aan de eenmans-B.V., indien de eenmans-B.V. en haar directeur-enig aandeelhouder met elkaar vereenzelvigd kunnen worden. In hoger beroep is in geschil of de rechtbank het beroep van [persoon A] had moeten aanmerken als te zijn gedaan namens [appellante]. Tussen partijen is niet in geschil dat [appellante] als huurder en exploitant van het tankstation belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb is Met partijen is de Afdeling van oordeel dat de scherpte van formulering van het beroepschrift door de voormalige rechtsbijstandsverlener van [appellante] te wensen overlaat. Dit betekent echter niet dat daaruit niet kenbaar was dat het beroep namens [appellante] werd ingesteld. Voor zover het college ter zitting heeft betoogd dat in de eerste zin van het beroepschrift met ‘cliënt’ niet [appellante] is bedoeld, volgt uit het vervolg van het beroepschrift dat met cliënt de indiener van het bezwaarschrift, tevens indiener van het verzoek om nadeelcompensatie, is bedoeld. Onder bezwaarmaker en indiener van het verzoek moet in de omstandigheden van dit geval, ook volgens het college, [appellante] worden verstaan. Onder deze omstandigheden moet het er in dit geval voor worden gehouden dat de identiteit van de indiener van het beroepschrift, [appellante], kenbaar was voor afloop van de beroepstermijn. De rechtbank heeft ten onrechte het beroep van [persoon A] niet-ontvankelijk verklaard en had dit beroep moeten aanmerken als te zijn ingediend namens [appellante]. ABRS 21-04/21 inzake Lansingerland (ECLI:NL:RVS:2021:834)