ABRS volgt StAB. De StAB heeft op grond van deze planvergelijking beoordeeld of zich nadeel voordoet ten aanzien van geur, geluid, licht, privacy, uitzicht, wateroverlast, stilstaand water en moerasnatuur, zonlichttoetreding en schaduw, situering, verkeer- en parkeerhinder en de aanwezigheid van de kolk. Bij de beoordeling heeft de StAB van belang geacht dat de boerderij van [appellante] op de peildatum als agrarische bedrijfswoning was bestemd. Daarbij is het woongenot ondergeschikt aan de bedrijfsfunctie, zodat de gevoeligheid voor factoren als uitzicht, geluid en privacy minder groot is dan bij een reguliere woning, waarbij het woongenot voorop staat.
ABRS 19-12/18 inzake Oldambt (ECLI:NL:RVS:2018:4141)
Noot: dat een bedrijfswoning minder “waardegevoelig” is, dat is vaste rechtspraak. Maar er geldt wel navolgende nuance:
Voor zover het college heeft gesteld dat de woning van [appellant] een bedrijfswoning is en dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling hinderfactoren in een dergelijke situatie minder zwaar worden gewogen dat bij een normale burgerwoning, komt de StAB terecht tot de conclusie dat de mogelijke bedrijfsactiviteiten – detailhandel – voor wat betreft aard en omvang zeer kleinschalig zijn en de omstandigheid dat de woning van [appellant] een bedrijfswoning is in dit geval niet zwaar moet worden meegewogen. ABRS 24-05/17 inzake Oldebroek (ECLI:NL:RVS:2017:1402).
Sjoerd van Hoogmoed deed onlangs een planschadezaak waarin de commissie oordeelde dat van een mindere waardegevoeligheid geen sprake was. Weliswaar was de woning bestemd als agrarische bedrijfswoning, maar de agrarische exploitatie was door de vorige eigenaar al beëindigd en de meest gerede koper was een “burger”.