Minister moet beoordeling waardevermindering en inkomensschade over doen

Voor zover het beroep niet betrekking heeft op schade die het Tracébesluit zelf meebrengt, maar mede op schade als gevolg van feitelijke werkzaamheden die voortvloeien uit het Tracébesluit, is de Afdeling evenzeer bevoegd in eerste en enige aanleg kennis te nemen van het beroep. Schade als gevolg van feitelijke werkzaamheden ter uitvoering van het Tracébesluit hangt immers in de regel zozeer samen met schade die het Tracébesluit zelf meebrengt, dat het onwenselijk zou zijn om een beroep, zoals dat van Casa Don Arroyo, op te splitsen en in eerste instantie door twee verschillende rechterlijke colleges te laten behandelen en beoordelen. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 22 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2764.

Waardevermindering

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de minister in zijn brief van 16 oktober 2018, gelezen in samenhang met het aanvullend advies van de SAOZ van 10 september 2018, onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd dat de inwerkingtreding van het Tracébesluit niet tot een planologische verslechtering voor Casa Don Arroyo en waardevermindering van het pand heeft geleid.

Voor dit oordeel is in de eerste plaats van belang dat in het aanvullend advies geen rekening is gehouden met de parkeergelegenheid in de nabijheid van het pand.

Inkomensschade;

Casa Don Arroyo is in het bijzonder getroffen door de afsluitingen van de Graafsebaan in verband met de werkzaamheden ten behoeve van de uitvoering van de verlegging van de Zuid-Willemsvaart in de periode van november 2011 tot en met november 2013. Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of de schade als gevolg van deze afsluitingen ten tijde van de investeringsbeslissing, in 2003, voor Casa Don Arroyo voorzienbaar was.

Uit die brief, gelezen in samenhang met de bijbehorende trajectnota, volgt dat het gaat om een groot project, maar daarin is niets vermeld over de mate van overlast die omwonenden van de werkzaamheden ten behoeve van de uitvoering van dat project konden verwachten. Dat betekent dat een redelijk denkend en handelend  ondernemer op grond van die brief slechts een globale verwachting kon hebben van de mate van de te verwachten overlast als gevolg van de werkzaamheden.

ABRS 06-11/19 inzake Minister I&W – Graafsebaan (ECLI:NL:RVS:2019:3743)

Noot: ABRS 30-10/19 inzake Minister I&W A9 Gaasperdammerweg (ECLI:NL:RVS:2019:3638); overlast groter dan in redelijkheid was te voorzien.