Maximaliseren goothoogte

[appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat een gebouw met een lessenaarsdak, waarvan de bouwhoogte maximaal 10 m bedraagt en de goothoogte maximaal 5 m, zich manifesteert als een muur met een hoogte van 10 m die voor een groot deel het zicht op de gronden van perceel V220 had weggenomen. Daartoe voert hij aan dat bij een lessenaarsdak de nok tevens de goot is en de maximale nokhoogte derhalve gelijk is aan de maximale goothoogte, dat de maximale goothoogte in dit geval 5 m was en dat het realiseren van een gebouw met een lessenaarsdak met een goot op 10 m hoogte derhalve niet mogelijk was. Voorts voert hij aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat een lessenaarsdak ook aan de hoge kant een goothoogte heeft.

In artikel 1 van de bij het oude bestemmingsplan behorende voorschriften (hierna: de oude planvoorschriften) is niet omschreven wat in het oude bestemmingsplan onder de goothoogte wordt verstaan. Wel is in artikel 2 bepaald dat bij toepassing van deze voorschriften de goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend. In de oude planvoorschriften is niet omschreven wat in dat plan onder goot, druiplijn en boeibord wordt verstaan. Daarom zoekt de Afdeling aansluiting bij de omschrijvingen die daaraan volgens Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal in het algemeen spraakgebruik worden gegeven. Daarin is goot, als synoniem van dakgoot, omschreven als een kanaal langs het dak van een huis om het regenwater op te vangen, druiplijn als een lijn die van onderen het dak begrenst en boeibord als een opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal.

Omdat bij een lessenaarsdak uitsluitend aan de laagste zijde van het dak een goot nodig is voor de afvoer van hemelwater en deze, evenals de druiplijn en het boeibord, zich bij een lessenaarsdak uitsluitend aan de onderzijde van het dak bevindt, heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de goothoogte zich bij een lessenaarsdak aan de bovenzijde bevindt. [appellant] wordt niet gevolgd in het betoog dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de maximale nokhoogte van een woning met een lessenaarsdak in de oude planologische situatie gelijk was aan de maximale goothoogte.

ABRS 01-08/18 inzake Hoogeveen (ECLI:NL:RVS:2018:2576)

Noot: niet echt nieuw. Zie ABRS 16-03/18 inzake Son en Breugel (ECLI:NL:RVS:2018:888): Aangezien bij een lessenaarsdak slechts aan de laagste zijde van het dak een goot nodig is voor de afvoer van hemelwater en deze, evenals de druiplijn en het boeibord, zich bij een lessenaarsdak uitsluitend aan de onderzijde van het dak bevindt, heeft het college zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat de goothoogte zich bij een lessenaarsdak aan de bovenzijde bevindt.

 Gelet hierop heeft de rechtbank terecht overwogen dat de maximum hoogte van een woning met een lessenaarsdak in de nieuwe planologische situatie niet gelijk is aan de goothoogte.