Maximaliseren bestemmingsplan en privaatrechtelijke beperking

[appellant] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dat op de gronden die direct aan de achterzijde van het perceel zijn gelegen gebouwen tot 3 meter hoogte mochten worden gerealiseerd. In dat kader verwijst hij naar de notariële akte van levering naar aanleiding van de verkoop van de gronden door de gemeente, waarin een dwangsombepaling is opgenomen. Deze bepaling, tezamen met het beleid dat met de nieuwe gronduitgifte sprake zou zijn van zeer streng toezicht en handhaving, maakt de invulling van de strook grond grenzend aan zijn tuin met gebouwen tot 3 meter hoogte volstrekt onaannemelijk, aldus [appellant].

8.1. Dit betoog faalt, reeds omdat de levering van de gronden de eigendomssituatie betreft, die voor de toepasselijkheid van de voorschriften van een uitwerkingsplan niet van belang is. Daar komt nog bij dat in de akte van levering uitdrukkelijk is bepaald dat met toestemming van het gemeentebestuur op die gronden mocht worden gebouwd.

ABRS 06-05/15 inzake Haarlemmermeer (ECLI:NL:RVS:2015:1456).

Noot: Afdeling verwijst naar uitspraak 28-05/14 inzake Vught (ECLI:NL:RVS:2014:1864Deze omstandigheden hebben geresulteerd in de verkoop van het militaire terrein aan de gemeente in 2005. Deze omstandigheden betreffen de feitelijke situatie en de eigendomssituatie, die, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 23 november 2011, in zaak nr. 201102648/1/H2), voor de toepasselijkheid van de voorschriften van het bestemmingsplan niet van belang zijn. Dat, in ieder geval na de verkoop van het militaire terrein, niet aannemelijk was dat het ministerie het nog als zodanig zou gebruiken, betekent nog niet dat dit met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kon worden uitgesloten. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat het college van de maximale invulling onder het oude bestemmingsplan mocht uitgaan.